Het mysterie van de tulpenbollen

2.

Mijn onrust stijgt als ik de volgende dag bij een van onze andere zieke patiënt aankom met de vraag of hij nog medicijnen nodig heeft. Tot mijn grote verbazing tref ik het hele huis van Willem Cornelisz in rep en roer. Artsen en chirurgijnen lopen af en aan door de openstaande voordeur op het Rapenburg. Ze schudden hun hoofd en kijken terneergeslagen naar de grond. Ik loop stiekem achter een van hen aan de gang in. De deur naar de ziekenkamer staat op een kier, maar het lukt mij niet om ongezien naar binnen te glippen. De kamer is stampvol. Er bevinden zich allemaal wenende en gebeden prevelende mensen rondom het bed. Door de kier zie ik nog net hoe een geestelijke sluit met bevende handen de ogen van de doodstil liggende Willem sluit. Zo te zien is hij net overleden.

Ik sta als aan de grond genageld op mijn plekje naast de deur. Ook bij mij schieten de tranen in mijn ogen. Mensen komen en mensen gaan, dat weet ik al heel lang. En als hulpje van een apotheker zie je meer zieken en doden dan menig ander. Maar toch niet Willem Cornelisz? Onze vrolijke stadsspeelman?! Ik moet een paar keer slikken vanwege een brok in mijn keel.

De oude Willem was onze held. Toen onze stad belegerd werd door de Spanjaarden heeft hij de mensen ontzettend goed geholpen. Ik was nog niet geboren, maar mijn ouders hebben het beleg als kind meegemaakt. Ze zullen een jaar of dertien zijn geweest. Net zo oud als ik nu ben. Dus oud genoeg om alles bewust te ervaren. Maandenlang was de ommuurde stad omsingeld. Er kon geen eten in en niemand kon eruit.

Het is nu bijna 25 jaar geleden, maar de mensen praten er nog altijd over hoeveel honger zij hebben gehad en hoe bang zij waren. Duizenden mensen zijn toen gestorven, maar de inwoners van Leiden gaven niet op. De prins van Oranje was in opstand gekomen tegen de Spaanse koning. De zeven Nederlandse provincies wilden vrij zijn en onze stad vocht mee. Toen kwam Willem Cornelisz, deze lieve man, die daar nu ligt en net zijn laatste adem heeft uitgeblazen. Hij speelde op zijn luit en zong ons moed in. Belangrijker echter nog dan zijn liedjes waren zijn postduiven. Geen mens kon langs de vijandelijke linies komen, maar Willems duiven wel! Op die manier stonden de mensen in de stad in contact met de prins, die hen smeekte vol te houden. Zijn hulptroepen, de watergeuzen, waren al onderweg.

De Leidenaars hebben moedig standgehouden, mede dankzij Willems brieven. En er kwam hulp. Die slimme watergeuzen staken de dijken door. Het land liep onder water en de vijandige Spanjaarden – die niet konden zwemmen – sloegen op de vlucht. Het gebeurde zo snel dat hun avondmaal nog in de ketels buiten de stad boven het vuur hing. Het was een gek gerecht dat de bevrijde inwoners in die ketels en potten vonden. Die malle Spanjaarden hadden allerlei groenten door elkaar gehutst. Het kon de verhongerde mensen van onze stad niets schelen en ze aten met smaak van deze huts-pot. De watergeuzen kwamen met platte schuiten over het water naar de bevrijde stad en deelden aan iedereen verse haring uit. Daarom eten wij nog ieder jaar op 3 oktober, de dag dat Leiden werd ontzet, hutspot met haring. Al is de bevrijding inmiddels bijna 25 jaar geleden, zo belangrijk was deze overwinning voor onze stad en voor ons land. Die dag slaan we Willem op de schouders en alle andere belangrijke mannen van de stad die ons naar de bevrijding hebben geleid. Willem, die sindsdien eervol Willem Cornelisz Duivenbode wordt genoemd. Willem, die organist is van de Pieterskerk en bij zijn luit zulke prachtige liederen kon zingen. Deze bijzondere man die nooit iets mankeerde, tot hij deze week last kreeg van zijn hart.

En nu is hij er niet meer…

Ik kan het niet geloven. Hij had niets dat een klein beetje vingerhoedskruid niet kon verhelpen. Ik heb de tinctuur zelf voor hem gemaakt. Teveel vingerhoedskruid kan dodelijk zijn, dat weet iedereen, maar in de juiste hoeveelheid is het zeer genezend. Mimille, het oude kruidenvrouwtje, heeft mij precies geleerd waar ik op moest letten en ik ben er heel bedreven in. Het kan toch niet zo zijn dat ik toch een fout heb gemaakt?! Ik begin werkelijk aan mezelf te twijfelen. Meestal controleer ik mezelf wanneer ik met zo’n dodelijk medicijn bezig ben zelfs wel tot drie keer toe. Maar toch…. Hoe kan het anders dat onze Willem nu zomaar ineens gestorven is??

Onopvallend manoeuvreer ik mezelf een paar stappen dichter naar de slaapkamerdeur en probeer voorzichtig nog wat beter door de kier te gluren. Daar, midden op de tafel, staat het glas waarmee ze Willem Duivenbode de tinctuur hebben toegediend. Een paar druppels slechts per keer, opgelost in dunbier. Het restant op de bodem ziet er donker uit. Donkerder dan ik zou verwachten, maar wie weet hoelang het er al staat en misschien hebben ze het medicijn opgelost in een zwaarder donkerder bier?

Wat zou ik graag even aan het glas hebben geroken! Maar ik krijg de kans niet. Net als ik sta te bedenken hoe ik toch onopgemerkt de slaapkamer in kan sluipen, wordt de deur opeens gesloten. Nog even sta ik bedremmeld in de gang. Dan kan ik de hartverscheurende jammerkreten van Willems vrouw en kinderen die vanachter de slaapkamerdeur opklinken niet meer verdragen en vlucht de nog altijd wagenwijd openstaande voordeur uit.