Uitstekend resultaat

14. De brief

In de weken die volgden dacht ik na over al het goede dat ik nog met mijn leven kon doen. Mijn broer noemde het een midlifecrisis. Wellicht had hij gelijk, maar voor mij voelde het niet als een crisis, eerder als een verbreding van mijn horizon. In mij startte een niet te bedwingen dadendrang. Ik begon me af te vragen waarvoor ik eigenlijk in de wieg was gelegd. Piloot, radioman, vertegenwoordiger in koelkasten, dat was allemaal wel leuk, maar als ik diep in mijn ziel keek zou ik het liefst van alles eigenlijk gewoon boer willen zijn. Lekker buiten met de zon op mijn huid en mijn handen in de aarde, dicht bij de natuur. Het kostte niet veel moeite om Lilly over te halen. Waarschijnlijk omdat ze mij zelden zo vol levensvuur over iets had meegemaakt. We trokken er samen op uit en werden al snel verliefd op een sinaasappelboomgaard in Riverside. Hoe heerlijk is het niet om sindsdien tussen mijn eigen bomen door te lopen en die knaloranje vruchten te zien hangen?! Dat voelde geweldig goed.

Toch voldeed het mij niet volledig. De vraag wat ik hier op aarde kom doen bleef prangend aanwezig. Door mijn toedoen hadden mensen aan de andere kant van de wereld schade geleden. Uiteraard was het niet mogelijk om dat ooit nog ongedaan te maken. In mij was echter het sterke verlangen gegroeid om iets recht te zetten. Om niet simpelweg enkel en alleen binnenskamers berouw te tonen en boete te doen, maar om daadwerkelijk actie te ondernemen en van de aarde een veiligere plaats te maken. Het bestaan van de atoombom was een keerpunt geweest in onze menselijke geschiedenis. Nog altijd spanden wetenschappers over de hele wereld zich in om een krachtiger bom te maken. Inmiddels bestonden er waterstofbommen die duizend keer zo erg waren als onze Kleine Jongen en nog was het hen niet genoeg. Dat moest stoppen en ik zou er tot mijn laatste snik tegen vechten. Overal op aarde hele waren er Ban De Bom-comités. Ik sloot mij aan bij de dichtstbijzijnde groep en was van plan mijn verdere leven aan dit goede doel te wijden.

Toen het plaatselijke comité hoorde wat ik in mijn jeugd had gedaan, haalde ze mij met beide handen in en benoemde me meteen als hun boegbeeld en mascotte. Ze stuurden mij erop uit om op allerlei plaatsen in het land lezingen te houden. Ik sprak op scholen en bibliotheken, voor vrouwenverenigingen en Rotaryclubs. Wie ook maar wilde horen over de gevaren van een nucleaire oorlog kon op mij rekenen. Het was een avondvullend programma waarin ik keer op keer mijn verhaal vertelde, wat op een bepaalde manier genezend voor mij werkte. Natuurlijk zorgde ik ervoor dat er ook voldoende te lachen viel tijdens mijn praatjes, maar aan het eind van de avond was iedereen in het publiek ten zeerste doordrongen van het feit dat er een eind moest komen aan de wereldwijde wapenwedloop. De vereniging Ban De Bom kreeg er telkens een flink aantal leden bij. Het voelde ontzettend goed, alsof ik eindelijk iets kon doen. Lilly ging vaak met mij mee en ik zag in haar ogen hoe trots ze op mij was. Als ik in die periode al last had van het knagende stemmetje, dan kon ik het prima pareren door in mijn agenda te bladeren en te kijken naar alle nieuwe afspraken die ik voor het Ban De Bomproject had geboekt.

De jaren gingen voorbij. Onze kinderen trouwden en kregen zelf kinderen. Met de komst van Lilly was het geluk in mijn leven gekomen. Mijn kinderen waren de lichtstraaltjes van de dag geweest, alle dagen opnieuw. Nu ik vier kleinkinderen had was ik helemaal de koning te rijk. Gelukkig woonden ze dichtbij en zag ik ze regelmatig. Opa zijn is het leukste dat er is!

Alles ging uitstekend, tot de dag dat ik een brief kreeg uit Japan. Ook daar was een Ban De Bomgroep actief en blijkbaar hadden zij er lucht van gekregen dat een van de bemanningsleden uit de Enola Gay die toen de bom had gegooid zich nu uitsprak tegen kernwapens. Ik kreeg zoveel post dat ik niet eens naar de postzegel op de enveloppe had gekeken. Die kwam duidelijk uit Japan, zag ik achteraf. In keurig Engels werd ik uitgenodigd om een herdenking in Hiroshima bij te wonen. Mijn hart stond stil. Voor een moment leek het alsof de wereld zijn adem inhield. Al het bloed trok uit mijn gezicht en ik moest even gaan zitten. Lilly kwam binnen en zag dat er iets was. Stilzwijgend overhandigde ik haar de brief. “Moet je doen,” riep ze meteen, “jouw bezoek zal veel publiciteit opleveren en dat zal je doel alleen maar ten goede komen.”

Mijn vrouw ziet nooit problemen en is altijd overal voor in. Meestal helpt haar enthousiasme mij met al mijn weerstanden over de streep, maar dit keer voelde ik me in de steek gelaten. Begreep ze dan niet wat dit voor mij betekende? Wat zij vroegen was onmogelijk! Hoe kon ik de mensen van Hiroshima ooit onder ogen komen? Gefrustreerd greep ik de brief, die mijn vrouw netjes op het stapeltje met ingekomen post had gelegd, verfrommelde hem tot een propje en gooide het ding, zonder een stap te zetten in de richting van de prullenmand. Mis. Het blaadje van flinterdun papier belandde in de hoek en bleef daar stil liggen. Ik stormde naar buiten, de boomgaard in, vergat in de haast mijn jas, maar voelde de wind niet. Welke idioot had dit plan bedacht? Hoe konden ze verwachten dat ik ook maar één voet in de stad zou kunnen zetten die mede door mijn toedoen met de grond gelijk was gemaakt?

Ik liep en liep en liep. Over mijn eigen erf, tussen mijn eigen bomen. Op de vlucht voor het stemmetje van mijn knagende geweten. Vond die nou juist dat ik moest gaan of schreeuwde die zo hard dat ik dat nooit zou kunnen? Het was alsof mijn hoofd barstte, alsof er in mijn eigen hersenen een bom was afgegaan. Urenlang liep ik door. Almaar rondjes over mijn geliefde sinaasappellandgoed. Eigenlijk was ik op de vlucht voor mijn angst. De angst voor de confrontatie met mijn daden. Het was net alsof ik ergens diep van binnen wist dat ik moest gaan en dat niet durfde. Dat nooit zou durven. Of toch?

Toen ik tegen het vallen van de avond weer de huiskamer in kwam, was ik volkomen uitgeput en leeg. Ik raapte het propje van de grond en streek het voorzichtig glad. In een keurig recht handschrift en onberispelijk Engels werd mij met vriendelijke bewoordingen gevraagd om te komen naar de speciale herdenking van veertig jaar Hiroshima. Dat was over twee maanden. Zonder woorden legde ik het verzoek op de stapel met ingekomen post die Lilly verder zou afhandelen. Mijn vrouw zat te handwerken in de leunstoel en keek mijn aan. Met een kort knikje gaf ik haar de bevestiging. Ik kon het niet over mijn lippen verkrijgen om te zeggen dat ze mijn ticket naar Japan kon gaan boeken, maar ik zou gaan. Ik moest.

Maak jouw eigen website met JouwWeb