Het mysterie van de tulpenbollen

6

De weken gaan voorbij. Alle dagen ben ik op de tuin te vinden. Deze plek is mij zo vertrouwd. Dertig passen in de breedte en vijfendertig stappen lang. Dit is mijn hele wereld. Er zijn hier meer dan duizend verschillende planten, samengebracht uit de hele wereld. Altijd staat er wel iets in bloei. Behalve natuurlijk de honderdjarige Aloë. Meester Clusius zegt dat die pas over honderd jaar zal bloeien! Zo leer ik nog alle dagen bij.

Laatst toonde Dirk mij een Koningsvaren. Deze plant bestond 400 miljoen jaar geleden ook al, beweerde hij. “Zolang? Maar Dirk, God heeft toch alle planten tegelijkertijd geschapen? En Adam heeft ze toch een naam gegeven?”, wierp ik terug. Daar moest Dirk hartelijk om lachen. “Ja meidje, en toen Adam en Eva de seks ontdekten, moesten wij mensen het paradijs uit, terwijl de onschuldige planten mochten blijven… maar ondertussen is de natuur helemaal niet zo onschuldig, hahaha.” Hij sloeg zich op zijn dijen van het lachen. Ik stond er vol verwarring naar te kijken. Lachte mijn vriend mij nu uit? Dirk was altijd de vriendelijkheid zelve.

Hij nam hij mee naar de bijenkorven in het hoekje van de tuin waar hij het liefste verbleef. Dirk heeft namelijk niet alleen veel verstand van planten, maar vooral ook van bijen. De afgelopen jaren heeft hij mij alles over die nuttige vliegende diertjes verteld. Hij schreef er zelfs een boek over waarin hij net deed alsof hij op papier samen met meester Clusius over de bijen praat. Een gesprek tussen Clusi en Cluti. Om die koosnaampjes moeten we samen altijd erg lachen. Het klinkt zo gezellig.

Die dag legde Dirk mij alles uit over de bloemetjes en de bijtjes. Met ieder woord dat hij sprak steeg mijn verbijstering, maar sindsdien kijk ik heel goed om mij heen en ik zie dat hij gelijk heeft: eerlijk gezegd doet de natuur de hele dag aan seks! Alle bloemen hebben geslachtsorganen, mannelijk en vrouwelijk. De bijen vliegen rond en zorgen voor bevruchting; bloem na bloem na bloem. Dat gebeurt zo open en bloot voor je neus…

Ik kon mijn eigen ogen haast niet geloven. Dat ik dat nooit eerder had gezien! Of misschien zag ik het wel, maar ik heb het mij nooit zo gerealiseerd. Het is een vreemde gewaarwording.

Sindsdien kijk ik met andere ogen naar de hoogleraren die hier op de tuin groepen studenten rondleiden, met hun fraaie omgeslagen mantels en hun hoge hoeden op. Leerlingen geneeskunde die les krijgen aan onze hortus. Veel kan ik er niet van begrijpen, want mijn Latijn is erg gebrekkig en ik zorg altijd dat ik in een andere hoek van de tuin bezig ben en niemand in de weg loop. Toch vraag ik mij nu in stilte af of die medicijnenstudenten ook geleerd wordt dat planten aan seks doen?

Tersluiks kijk ik even naar de hoogleraar die even verderop les staat te geven. Opeens ontstaat er grote opschudding. De man wordt plotseling weggeroepen door een collega, om samen met zijn klas een anatomiecollege bij te wonen. Dat kan maar één ding betekenen: dat er net iemand onder verdachte omstandigheden is gestorven. In zo’n geval wordt het lijk direct overgebracht naar de bibliotheek van de universiteit, hier schuin aan de overkant van het Rapenburg. In de kapel van de bibliotheek is een rond theater opgericht met in het midden een draaibare snijtafel.

Ik kan het niet laten en sluip achter het selecte groepje aan, de brug over en de bibliotheek binnen. In dit eerste deel van het gebouw mag ik nog gewoon komen, want ik moet regelmatig een boek lenen of terugbrengen voor meester Clusius. De kapel mag ik echter niet betreden, zeker niet wanneer er een anatomische les is. Maar zodra iedereen zit en het gestommel binnen verstomt, uit eerbied voor de overledene, glip ik ongezien door de deur.

Mijn ogen moeten even wennen aan de duisternis die achter het theater heerst, maar wanneer ik mijn hoofd om de hoek steek zie ik een verlichte cirkel. Het ronde theater zit vol geleerde heren. Daaromheen staan kasten vol snij-instrumenten, zoals messen en andere doodenge voorwerpen die regelmatig uitgeleend worden aan chirurgijns wanneer ze amputaties moeten verrichten of andere griezelige chirurgische ingrepen. Alleen al van de aanblik krijg ik kippenvel. Of het moet komen omdat het in deze ruimte altijd echt heel fris is, omdat de temperatuur expres laag wordt gehouden vanwege alle lijken.

Vanaf de plaats waar ik nu sta kan ik het dode lichaam waarop men autopsie zal verrichten niet zien. Ik zal nog een klein stukje moeten opschuiven. Gelukkig zijn de geleerden met hun volledige aandacht al bij het college dat inmiddels begonnen is. Angstvallig probeer ik de vele skeletten van mensen en dieren die rond het theater staan opgesteld te ontwijken. Twee passen nog, dan kan ik precies langs een aantal ruggen en over een paar schouders kijken.

Zodra ik het lichaam op de snijtafel zie liggen, stokt mijn adem van schrik. Dat is de heer van Houten! Hij heeft al jaren zenuwpijn. Voor hem beklim ik ieder jaar op een mooie zonnige zomerdag lichtglooiende hellingen om aan de waterkant op zoek te gaan naar zoveel mogelijk nieswortel. Als je de wortelstokken daarvan droogt, dan ruiken ze nergens naar, maar je gaat er wel verschrikkelijk van niezen. Daarom heten ze zo. Hoelang verzorg ik nu al niet deze nieswortelpreparaten voor de heer van Houten en tot nu toe deed het hem veel goed. Hij zal er toch niet een te hoge dosis van hebben ingenomen? Ik kan het me niet voorstellen. Hij gebruikt dit medicijn al zolang en hij weet hoe dodelijk het kan zijn.

Terwijl ik toekijk hoe ze het lichaam van de heer van Houten opensnijden en ontleden, vraag ik mij gespannen af in hoeverre ik werkelijk geen fout gemaakt kan hebben. Sinds de dood van meneer Swaneveld werk ik nog voorzichtiger dan ooit, dus ik kan het me moeilijk voorstellen. Aan de andere kant kan de heer van Houten niet zomaar om niets plotsklaps overleden zijn. Het was verder altijd een hele vitale man. Daarom ben ik behoorlijk opgelucht als de anatoom geen doodsoorzaak kan vinden. Een te grote hoeveelheid nieswortel zou hij zeker hebben moeten opmerken. Wat gebeurt er toch hier in de stad? Het is niet zo dat de pest weer de kop heeft opgestoken. Die had dan de afgelopen weken allang verwoestend om zich heen gegrepen. Welke mysterieuze ziekte waart er dan rond? Eentje die al menig slachtoffer lijkt te hebben opgeëist.

Zodra de les klaar is, zorg ik dat ik op tijd weer buiten sta. Met een hoofd vol zorgen slenter ik naar huis. Wat hadden de heer van Houten en meneer Swaneveld gemeen? Is Willem Duivenbode ook aan deze ziekte overleden? En mevrouw Wynman? Of is het allemaal toeval en werd de heer Swaneveld echt vermoord?

Maak jouw eigen website met JouwWeb