Uitstekend resultaat
7. Geen Kleine Jongen
Toen we een goed uur onderweg waren verdwenen Parsons en Jeppson naar het bommenruim. Parsons ging een hevig explosief poeder aan de bom toevoegen en Jeppson zou hem bijstaan met een looplamp. Hoewel het hun van hogerhand verboden was, hadden ze samen besloten de Kleine Jongen pas onderweg in verschillende fases helemaal gereed te maken. Het risico dat hij door het trillen tijdens de start zou afgaan vonden zij anders veel te groot. Ze waren bijna een halfuur bezig en kwamen flink verkleumd uit het onverwarmde bommenruim.
In stilte vlogen we verder. Om een uur of zes arriveerden we boven het eilandje Iwo Jima. Ik schakelde over naar een andere frequentie en legde contact met de verkeerstorenleider met het zware Japanse nepaccent. We cirkelden een paar rondjes boven het vulkanische mini-eiland totdat ook Sweeney en Marquardt die even na ons waren opgestegen zich melden. Met z’n drieën vlogen we in formatie verder. Vanaf hier zouden wij opstijgen tot tien kilometer hoogte. Dat kostte ongeveer een uur en ik nam maar eens een broodje. Nergens was nog een vijandelijk vliegtuig te bekennen.
Om half acht doken Parsons en Morris opnieuw samen het bommenruim in. Dit maal kwamen ze vrij snel weer terug. De jonge Morris liet me drie groene pluggen zien. Die had hij uit de bom genomen en vervangen door drie rode pluggen. Ze zagen er uit als sigarettenaanstekers van een auto. Zonder deze drie groene pluggen was de laatste beveiliging van de grote bom ontmanteld en stond de Kleine Jongen in ons ruim vanaf nu op scherp. Als de schakelaar werd geactiveerd, zou de bom kunnen ontploffen.
Parsons zei iets in de richting van de cockpit. Kolonel Tibbets keek om en knikte. Het volgende moment hoorde ik de intercom van het vliegtuig aangaan. Daar klonk de stem van onze commandant. “Op dit moment hebben wij de eerste atoombom ter wereld aan boord”. Dat was de allereerste keer in mijn leven dat ik het woord atoombom hoorde. Ik vond het maar een raar woord voor zo’n groot ding. Alles wat ik van atomen wist, was dat ze onzichtbaar klein waren en dat de hele wereld eruit bestond. Ik besteedde er verder geen aandacht aan, boog me over mijn boek en beet in een broodje. Ook bij de anderen had het woord atoombom geen bijzondere reactie losgemaakt. Niemand wist wat het precies inhield, alleen de explosievendeskundigen Parsons, Jeppson en Beser wellicht. Of misschien zelfs zij niet…
Vanaf dit punt voelde ik hoe we opstegen. Buiten werd het langzaam licht. Het beloofde een mooie dag te worden deze 6de augustus. Ik kreeg een bericht over de radio. Eatherly meldde zich. Hij vloog met zijn Straight Flush boven Hiroshima en rapporteerde dat de bewolking “minder dan drie tiende” was. De stad was dus zichtbaar genoeg. Via de intercom gaf ik het door aan kolonel Tibbets. Die besloot meteen: dan wordt het Hiroshima. Omdat de vijand altijd meeluisterde, berichtte ik alleen “Eerste” aan de verkeerstoren van Iwo Jima. Die wisten nu genoeg. Daarna deed ik de radio uit. De bevindingen van Wilson en Taylor maakten nu niet meer uit. Hiroshima stond van begin af aan bovenaan de lijst.
Toen we nog tachtig kilometer van de Japanse havenstad verwijderd waren, klonk over de intercom opnieuw de stem van Tibbets. “Doelwit in zicht.” Ik keek even over de rand van mijn boek. Veel meer dan een streepje eiland in een blauwe oceaan was er nog niet te zien. Verder niets dan overal waar ik keek een strakblauwe lucht. Op deze hoogte hadden we amper iets te vrezen van vijandelijk luchtafweergeschut, maar zodra we in gevecht raakten met Japanse vliegtuigen, kon alleen Bob Caron in de staartpunt ons nog verdedigen. In zo’n geval maakten we geen schijn van kans. Daarom was het goed dat wij hier slechts met drie toestellen vlogen. Kapitein LeMay en zijn mannen scheerde telkens laag over het land met vele bommenwerpers tegelijk. Drie kleine stipjes hoog in de lucht zagen er voor de Japanners waarschijnlijk niet uit als een gevaarlijke aanval. Ze moesten eens weten!
Mochten we toch worden neergehaald, dan had kolonel Tibbets een doosje vol pillen in zijn broekzak. Cyaankali. Het was de bedoeling dat wij onszelf daarmee van het leven zouden beroven voordat we als krijgsgevangenen in Japanse handen vielen. Onze missie moest namelijk hoe dan ook geheim blijven voor de vijand. Ik geloof niet dat een van ons daar lang bij heeft stilgestaan. De kans dat de bom te vroeg ontplofte en ons allemaal uiteen reet was vele malen groter. Ook daar was ik niet zo bang voor. Beser zat nog altijd opmerkzaam naar mogelijke storende geluiden te luisteren over zijn koptelefoon en alles leek rustig.
Tom Ferebee, die alle uren van de heenweg heerlijk had zitten slapen, werd zoetjesaan wakker gemaakt. Het doelwit naderde en hij moest bijna aan de slag. Onze bombardier propte nog even snel twee broodjes naar binnen en bereidde zich voor. Mijn boek lag inmiddels terug in mijn tas. Liever keek ik nu naar buiten, naar die prachtige zomerochtend. In de diepte, onder een dun laagje cirruswolken hier en daar, zag ik Hiroshima. De stad lag aan een baai en was omringd door groene heuvels. Een grote rivier vertakte zich in vele kleine stroompjes die de verschillende wijken doorkliefden. Bijna alle steden in Japan waren door LeMay gebombardeerd om het dagelijkse leven van de vijand te ontwrichten. Hoezeer had kapitein LeMay niet ook deze stad onder handen willen nemen, omdat Hiroshima het tweede hoofdkwartier van het leger huisvestte én veel oorlogsindustrie bezat. Van hogerhand was echter besloten dat een stuk of drie vijandelijk steden tot nu toe moesten worden ontzien, dan konden we de kracht van het nieuwe wapen beter demonstreren. Wat had het anders voor zin om een grote bom te gooien op een plek die toch al kapot gebombardeerd was? Het hele idee achter dit nieuwe wapen was het shockeffect. Het was de bedoeling om zo veel mogelijk schade aan te richten met deze Kleine Jongen. Als Japan dan niet capituleerde, zouden we later met de Dikke Man verwoesting zaaien boven een andere stad. In de komende weken verwachtte men dat van beide soorten wapens nog een aantal gereed kon komen en die zouden door onze B-29’s worden afgeworpen, net zolang tot de vijand zich eindelijk overgaf. Maar dan moest de nieuwe bom wel indruk maken op de Japanners. Nog een paar minuten en wij wisten eindelijk wat de Kleine Jongen in het bommenruim kon doen.
Achter ons gooide The Great Artiste alvast de drukgolfmeters uit. De zilverkleurige dingen, die nog het meest weghadden van duikflessen, hingen stil in de lucht aan hun parachutes, klaar voor alle verschillende metingen. Tegelijkertijd maakte Number 91 een haakse bocht om in de juiste ligging te komen om goede foto’s te kunnen maken. Zij bleven op enige afstand achter. Wij naderden het beginpunt. Dat was de plek vanaf waar Tom Ferebee zich over zijn vizier boog. Nog drie minuten tot het doelwit. Iedereen zat stevig vast in de riemen. De meesten van ons zetten alvast hun lasbril op. De glazen waren zo donker dat we er niets doorheen konden zien. Tibbets die het vliegtuig heel precies moest manoeuvreren zette zijn bril snel weer af en ook Ferebee had zijn ogen nodig om door het vizier zijn doelwit te zien. Net als de anderen aan boord zat ik rustig achter de zwarte brillenglazen te wachten in het donker en luisterde naar de geluiden om mij heen. Het diepe razen van de motoren en het hoge fluiten van de wind die langs de vleugels gierde.
Aan de gespannen ademhaling van de bombardier was te horen dat hij uiterst geconcentreerd aan het werk was. Dit keer kwam het er echt op aan. Iedere millimeter verschil op tien kilometer hoogte in de lucht kon beneden op de grond een flinke afwijking geven. Na lang wikken en wegen was besloten dat Ferebee zou mikken op de Aioibrug, bij een duidelijke vertakking van de rivier die ook van grote hoogte goed zichtbaar was. De stem van co-piloot Lewis klonk door de intercom: “Het is kwart over negen in de ochtend en er hangen geen wolken. De omstandigheden zijn optimaal.” Opeens hoorde ik de lage bromtoon die aangaf dat het bomenluik openging en dat de bom binnen vijftien seconden zou vallen. Ingespannen zaten we met z’n allen in het donker te luisteren naar dat zoemende geluid.
Op het moment dat de toon stopte was de bom los en begon de Kleine Jongen aan zijn duizelingwekkende val naar de aarde. Onmiddellijk zette kolonel Tibbets de scherpe haakse bocht in om zo snel mogelijk weg te komen. De manoeuvre sneed ons de adem af. Het leek alsof we recht omlaag vielen, maar dat kwam wellicht door de verduisteringsbrillen waardoor wij ons niet konden oriënteren. In mijzelf telde ik af. Na vijftien tellen trok het vliegtuig weer recht. Ik hoorde hoe Ferebee zijn bril opzette. Bij tel dertig had ik nog geen explosie gehoord. Hij zou het toch wel doen? Vierendertig, vijfendertig. Of was de ontploffing al geweest en konden we die op deze hoogte niet horen. De Enola Gay vloog op haar allerhardst en de vier buitenboordmotoren liepen dan wel soepeltjes, maar maakten toch veel lawaai. Negenendertig, veertig, eenenveertig. Ergens in de romp begonnen Parsons en Jeppson zenuwachtig te schuiven.
Toen opeens – na drieënveertig seconden – een lichtflits. Helderder dan daglicht, dwars door de zwarte lasglazen heen. We waren al acht kilometer verwijderd en konden het toch goed zien. Een enorme lichtbal, alsof de zon op aarde was gevallen, maar dan vele malen sterker. Diep onder de indruk keek ik naar buiten. Dit licht had de intensiteit van duizend zonnen, zo leek het. We hadden vuurwerk verwacht, maar dit was onbeschrijflijk. Vanaf de grond steeg een enorme rookkolom op. Hoger en hoger. Het ding nam allerlei kleuren aan. Eerst dieppaars, toen vuurrood en later dreigend groengeel als wolken voor een onweer. Almaar hoger steeg de kolkende zuil van rook en stof. Na een paar minuten kwam hij tot onze vlieghoogte op tien kilometer in de lucht en nog steeg hij door. Hoger dan de hoogste berg op aarde reikte de rookkolom. Het was ontzagwekkend.
Plotseling werd ons vliegtuig flink door elkaar geschud alsof we tegen een muur van lucht opvlogen. Van buiten klonken er geluiden als van ontploffende granaten, net of er keihard op de romp werd geslagen, metaal op metaal. “Dat is de drukgolf,” legde Parsons uit. Dit was het onderdeel waarvan de geleerden niet zeker hadden geweten of wij het zouden overleven, maar gelukkig gebeurde er niets. Toen was het mijn beurt om m’n taak te verrichten. Snel zette ik de radio aan en stemde af op Iwo Jima. “Uitstekend resultaat,” berichtte ik, kort maar krachtig. Daarna keek ik weer naar buiten, waar de enorme stofwolk inmiddels de vorm van een reusachtige grijswitte paddenstoel had aangenomen.
De stemming aan boord was opgewekt. Het was ons gelukt. De taak was volbracht en de bom was afgegaan. Opnieuw overtrof zijn kracht de verwachtingen van de onderzoekers. Hoe kon het ook anders. Nog nooit op aarde was zo’n enorme explosie vertoond. “Nu kunnen we eindelijk naar huis,” zei onze bombardier. Duzenbury knikte en voegde er hartgrondig aan toe dat onze mannen zich nu tenminste niet meer kapot hoefden te laten schieten. Over de intercom klonk de opgewekte stem van kolonel Tibbets: “De oorlog is voorbij mannen. Wij hebben geschiedenis geschreven!”
Tom Ferebee, de bombardier, leunde opnieuw achterover in zijn stoel en sloot zijn ogen voor het vervolg van zijn dutje. Ik kon mij echt niet meer op mijn boek concentreren en zat nog lang met mijn wang tegen het perplexgals aangeplakt achterom te kijken. Omdat we van de gebombardeerde stad wegvlogen, kon ik al vrij snel niets meer zien van het opzienbarende schouwspel. Vanuit de staartpunt had Bob Caron nog het langste zicht, al meldde hij na bijna 600 kilometer vliegen dat ook hij de rookkolom niet meer aan de horizon kon zien, maar dat kwam mede door de bewolking.
Op de lange terugweg gebeurde er niets bijzonders. Nergens was een vijandelijk vliegtuig te bekennen. Om half drie in de middag maakte ik contact met de verkeerstoren van Tinian. Zij feliciteerden ons met de geslaagde missie. Een halfuurtje later landden we veilig op het Noordveld. We waren meer dan twaalf uur onderweg geweest. Bij de landingsbaan stond het zowaar nog voller met mensen dan toen we vannacht vertrokken. Een luid gejuich steeg op zodra wij over de ladder naar beneden klommen. Opnieuw flitsten fototoestellen en klonken gelukswensen. We werden binnengehaald als helden.
Toen we allemaal de Enola Gay verlaten hadden, stapte een hoge generaal naar voren, complimenteerde kolonel Paul Warfield Tibbets met het behaalde resultaat en speldde hem een medaille op. De mannen brachten elkaar zwijgend de militaire groet. Na dit plechtige moment kwamen wij ook nog aan de beurt. De generaal ging niet gewoon de rij af, maar hanteerde een strikte rangorde. Opeens bleek de hiërarchie waar wij ons sinds Wendover niet meer aan hielden, voor het leger toch nog te bestaan. Ik stond er net over na te denken dat onze kolonel “oorlogsveld” als tweede naam had, toen de generaal voor mijn neus verscheen en me een zilveren erekruis opspeldde. Alles was tot nu toe in diep stilzwijgen gegaan. Toen – totaal onverwacht – verbrak hij het strakke protocol, boog hij zich naar mij voorover en fluisterde in mijn oor dat mijn bericht direct naar de president in Washington was doorgestuurd. Verward vroeg ik me af hoe dat bericht ook alweer luidde. Oh ja, “uitstekend resultaat”. Nou, dat was het ook, wie had dit verwacht? Het werd me steeds duidelijker dat wij wereldgeschiedenis hadden geschreven. De kapitein gaf mij een schouderklopje en bracht ten groet zijn hand naar zijn pet. Fier salueerde ik terug.
In het basiskamp was een heel feest georganiseerd met film, muziek en zelfs een heuse danswedstrijd. Ondanks alle geheimhouding had onze kok weldegelijk begrepen dat dit de belangrijkste missie van de oorlog was en hij had gezorgd voor taartjes, bier en blikken vol hotdogs. Ik zag whisky en sigaretten in overvloed, maar wij waren allemaal doodop en gingen naar bed. Alleen Tom Ferebee was redelijk uitgerust en vierde samen met de rest van het kamp uitbundig feest. Gelukkig sliep ik, net als de meeste andere mannen die de missie hadden uitgevoerd, overal doorheen, zo moe waren wij. Het was natuurlijk ook best een spannende tocht geweest.
De volgende dag stond er een levensgroot artikel op de voorpagina van de New York Times. Er wachtte Japan “Een regen van vernietiging” luidde de kop met schreeuwende letters erboven. Volgens de krant was de wereld door onze daad in één keer het atoomtijdperk ingeschoten. Deze bom werd de grootste gebeurtenis uit onze geschiedenis genoemd en men vermoedde dat de oorlog nu zo goed als beëindigd zou zijn. Wij gloeiden van trots, dat we hier een onderdeel van waren.
In Japan zwegen de legerleiders echter in alle talen. Toen er twee dagen later nog steeds geen enkele reactie van keizer Hirohito was gekomen, kreeg Sweeney de opdracht zich klaar te maken om ook de Dikke Man af te werpen. Sweeney was in de wolken. De vorige keer had hij een toestel gevlogen dat tot een soort laboratorium was omgebouwd, maar nu werd hij uitgekozen om de tweede bom te droppen en dat voelde voor hem als een grote erkenning. De Dikke Man werd aan boord van Bock’s Car gehesen, het vliegtuig waar tot nu toe Fred Bock veel in had gevlogen. Sweeneys eigen toestel, The Great Artiste, stond nog vol meetinstrumenten en was onbruikbaar. De Enola Gay werd ook ingezet, als meteorologisch toestel dit keer, al hield kolonel Tibbets ons – haar vaste bemanning – die dag aan de grond. Bij Marquardt en zijn team was ze echter in goede handen.
We zwaaiden ze uit. Net als tijdens onze missie stegen eerst de drie vliegtuigen op die de bewolking boven de steden zou controleren. Dit keer was de stad Kokura het eerste doel. Een halfuur later vertrok Sweeney met de zware bom aan boord. De Dikke Man zou volgens ingewijden een nog krachtigere bom zijn dan de Kleine Jongen. Omdat hij door middel van een ingenieus schakelsysteem tot ontploffing zou worden gebracht, hoefden Parsons en Jeppson dit keer niet mee. Alleen Jake Beser stapte opnieuw in om de bom te begeleiden. De hele startprocedure verliep precies zoals bij ons. Een jeep inspecteerde de baan en langs de kant stonden weer vele ambulances en brandweerwagens. Dit keer waren er alleen geen camera’s en journalisten. Er kan maar één de eerste zijn en dat was onze vlucht geweest, die nu al legendarisch en historisch genoemd werd.
Het was diep in de nacht en wij, de achterblijvers, gingen slapen. Pas de volgende middag hoorden we Sweeneys verhaal. Van Marquardt in de Enola Gay had hij vernomen dat het weer boven Kokura, het eerste doel, goed was. Tegen de tijd dat Sweeney er aankwam hing er echter net veel rook door een brand verderop. Met zijn bom vloog hij drie rondjes boven de stad, maar het zicht bleef te slecht. Het was niet mogelijk nog langer te blijven rondhangen, omdat ze snel door hun brandstof heen raakten. Daarop is Sweeney met zijn bom uitgeweken naar de tweede stad op zijn lijstje: Nagasaki. Dat was een langgerekte stad, ingeklemd tussen twee heuvelrijen. Ook daar leek het zicht in eerste instantie te slecht. Ze waren net van plan om onverricht terzake naar huis terug te keren, toen de bombardier een gleuf in het wolkendek ontdekte en ze de Dikke Man alsnog konden lossen. Hun brandstofmeter stond zo laag dat ze op de terugweg een tussenstop op Iwo Jima moesten maken.
Bij aankomst op Tinian was er voor Sweeney geen medaille, geen fanfare en geen feest. Het deerde hem niet. De ontploffing was zo hevig geweest, dat Japan – wanneer het na Hiroshima nog twijfelde – nu zeker over de streep zou worden getrokken. Eatherly hoopte dat de capitulatie nog even zou duren, zodat ook hij zo’n zware jongen zou kunnen afwerpen. Wanneer de oorlog voortduurde kwam elk van de getrainde piloten aan de beurt. Vanuit Los Alamos kwam het bericht dat de onderzoekers nog diezelfde maand drie exemplaren van de nieuwe atoombommen bij ons konden afleveren.
De meesten van ons verbaasden zich hogelijk over het taaie verzet van de Japanners. Inmiddels lagen twee steden in puin en op dezelfde dag dat de bom op Nagasaki viel, verklaarden ook Rusland de oorlog in Japan. Dat was op de ochtend van 9 augustus en tegen de avond hadden de keizer en zijn volk zich nog steeds niet overgegeven. Sterker nog, zij hebben daar nog een hele week over vergaderd. Als we in die periode over nog een Kleine Jongen of Dikke Man hadden beschikt daar bij ons in Tinian, dan was Kokura waarschijnlijk in een van die dagen ook van de kaart geveegd. Geen idee, misschien waren van hogerhand de onderhandelingen inmiddels in volle gang, maar onze opdracht luidde de vijand net zolang te bestoken met bommen totdat ze zich eindelijk overgaven.
Half augustus was het eindelijk zo ver en klonk de stem van keizer Hirohito over de radio. Ik had net zo lang aan een oude transistorradio zitten knutselen totdat we hem op Radio Tokyo konden afstemmen. Dit tot groot genoegen van de andere jongens in het kamp. Opeens was daar de goddelijk keizer zelf, die zich voor het eerst van zijn leven rechtstreeks tot zijn volk richtte. Zijn stem klonk zacht en vriendelijk. Persoonlijk verstond ik er geen woord van, maar de kok sprak een aardig woordje Japans en vertaalde simultaan. Volgens de kok uitte de hoogverheven keizer allerlei vage bewoordingen die op verschillende manieren uitlegbaar waren, maar slechts één ding betekende: onvoorwaardelijke overgave. Door onze twee atoombommen was de oorlog eindelijk voorbij en konden alle Amerikaanse soldaten, die al jaren hier in het Verre Oosten hun leven waagden, veilig naar huis terugkeren.
Maak jouw eigen website met JouwWeb