Het mysterie van de tulpenbollen

8.

De apotheek ligt er verlaten bij. Dokter Spina is nergens te bekennen. Ik schud een flinke hoeveelheid gedroogde blaadjes van de pas vervaardigde gezegende distel vanuit de glazen stolp in een zakje. Zo, daar kan meester Clusius makkelijk een aantal dagen mee doen. Oh wacht, ik zal meteen zorgen dat ik nog een zakje bij me heb, voor als ik de komende dagen onverwacht een andere herstellende zieke tegenkom.

Als ik met de beide zakjes in mijn schort wil vertrekken, merk ik dat ik best wel honger heb. De hele dag was ik zo aangeslagen door mijn verdriet dat ik vergeten ben wat te eten. Maar een bord grutten maken, dat kost mij nu teveel tijd. Ik wil zo snel mogelijk terug naar meester Clusius. Hij moet meteen met het medicijn beginnen. Hoe eerder hoe beter. Misschien kan ik wat wortels uit onze moestuin achter het huis halen en die onderweg opeten.

Ik duw de grendel van de achterdeur en stap de moestuin in. Hier heeft dokter Spina naast onze moestuin met allerlei groenten voor ons avondeten ook zijn artsenijhof waarin hij verschillende medicinale kruiden kweekt. Wat ben ik aan deze kant van het huis lang niet geweest. Voordat ik op de hortus ging werken, verzorgde ik hier alle dagen de planten en de kruiden. Ik wiedde het onkruid en bemestte de aarde. De laatste tijd voert dokter Spina deze taken zelf uit.

Daar in het midden van de moestuin is het bed voor de wortels. Er staat nog voldoende loof, dus ik loop ernaartoe, kniel neer en zoek drie lekkere dikke wortels uit. Ze zijn mooi paarszwart van kleur. Als ik me opricht en naar de openstaande achterdeur wil teruglopen, laat ik de wortels van schrik alle drie uit mijn handen vallen. Daar, in een hoek van de tuin, dicht tegen de muur van het huis aan, zie ik een rijtje tulpen staan.

Tulpen!

Ze zijn uitgebloeid, maar aan hun stengels en zaaddozen herken ik ze meteen. Ik hap naar lucht. Hoe bestaat het! Ik dacht dat alleen meester Clusius tulpen had hier in Leiden. Hoe komen die tulpen hier??

Tijdens de paar passen van het wortelbed naar het tulpenrandje, begrijp ik direct dat het niet anders kan dan dat mijn dokter Spina de dief is geweest die in de hortus de tulpen heeft gestolen! Hoe komt hij er anders aan?! Vol ongeloof kniel ik bij de kostbare bloembollen neer. Mijn hoofd draait op volle toeren. Gedachten buitelen over elkaar heen.

Het klopt dat ik de apotheker niet gezien heb tijdens de begrafenis van Willem en ook niet bij de terechtstelling van Aagje, maar het was bij die gelegenheden zo druk dat ik niet eens naar hem gezocht heb. Opeens herinner ik me weer het goede humeur van dokter Spina toen ik die avond thuiskwam en nu begrijp ik ook waarom.

Snel, ik moet naar meester Clusius, die moet de diender maar op dokter Spina afsturen. De tulpen zijn tenslotte van hem. Dokter Spina zal opgepakt worden en vermoedelijk in het Gravenstein gevangen gezet worden. Deze diefstal is een grove misdaad.

Als ik wil opstaan, zie ik opeens een schaduw in de deuropening. Het is dokter Spina en hij begrijpt dat ik hem heb ontdekt. Ik probeer nog te rennen, weg van de deur en de apotheker, maar er is geen uitgang, de hele tuin is ommuurd. In een paar tellen heeft hij me te pakken en sleurt mij, half aan mijn haren, de apotheek binnen. De deur valt in het slot. Hoe ik ook tegenspartel, het lukt dokter Spina mij in zijn greep te houden en de sleutel om te draaien. De sleutelbos verdwijnt in de jaszak van zijn cape.

Ik gil en krijs. “Vuile dief! Die bollen zijn van meester Clusius.”

Dokter Spina slaat mij in mijn gezicht en rammelt me stevig door elkaar. Als ik van schrik mijn mond houd, zet hij mij hardhandig op een kruk. Zodra hij me loslaat, ren ik naar de voordeur. Achter mij klinkt een vals lachje: “De beide deuren zijn vergrendeld, je kunt geen kant op.” Zelfvoldaan tikt hij op zijn jaszak met de sleutelbos.

Vol verbijstering kijk ik naar de apotheker. Het is altijd al een rare man geweest, nukkig en vol met kuren, maar ik heb er nooit aan gedacht dat hij werkelijk in staat was mij kwaad te doen.

“Hoelang ben je van plan om mij hier gevangen te houden?”

Er is een vreemde glinstering in zijn ogen. Een beetje spuug plakt aan zijn mond. “Zolang als dat nodig is,” grijnst hij onheilspellend. Dan krijgen zijn ogen een starende blik en hij tuurt in de verte, alsof hij daar een groots visioen ziet. Ondertussen praat de apotheker tegen mij.

“Tulpen zijn zulke bijzondere bloemen, dat begreep ik meteen toen ik ze voor de allereerste keer zag. Ze zijn mooi en gracieus, weergaloze parels die het hart doen ontvlammen. Tulpen zullen de wereld veroveren. Iedereen die ze ziet zal er een willen hebben. Van de bollen in de tuin ga ik zaad maken, heel veel zaad, en daarvan ga ik nieuwe tulpenbollen kweken. Ik zal ze voor grof geld verkopen. Ze zullen mij rijk maken. Ik zal de geschiedenis ingaan als de ontdekker van de tulpenbol.”

Zijn woorden maken mij razend. “Die bollen zijn van meester Clusius. Hem komt alle eer toe!”

Dat doet mij eraan herinneren dat ik nog bij de kreupele hortusdirecteur langs wilde gaan om hem een zakje beschermende medicijnen te geven. “Ik moet dringend naar meester Clusius, laat mij gaan,” smeek ik, terwijl ik van mijn kruk afglijd en richting de voordeur loop.

“Jij gaat voorlopig nergens meer naar toe,” antwoordt dokter Spina dreigend. “Straks verraad je de hele boel.”

Wanhopig kijk ik in het rond, maar ik weet dat er geen uitweg is. Alle apotheken zijn altijd hermetisch afgesloten. Er zijn geen ramen en de paar hoogstnoodzakelijke deuren zijn goed met dikke sloten vergrendeld, zodat inbrekers geen kans hebben om binnen te komen en onze kostbare medicijnen te stelen. Maar het betekent ook dat ik er nu niet uit kan zolang dokter Spina de sleutel heeft. Om hulp roepen heeft geen zin, we zijn hier op de kade aan alle kanten omringd door pakhuizen.

“Gaat u dan alstublieft naar meester Clusius en geef hem dit zakje met gezegende distel. Hij is ziek geweest, zijn gestel is verzwakt en als we niet snel zijn wordt ook hij geveld door de onbekende dodelijke ziekte die momenteel rondwaart.” Ik diep een zakje kruiden op uit de zak van mijn schort.

Dokter Spina schiet in de lach. Het is niet dat hij mijn bezorgdheid weglacht, het is een heel ander soort lachen, spottend en met een onheilspellende ondertoon. Dan zegt hij iets verschrikkelijks.

“Meester Clusius zal de volgende zijn.”

Ik kan mijn oren niet geloven. Koude rillingen lopen over mijn rug. Wat zegt dokter Spina nu? “Maar… Maar…,” kan ik alleen nog maar stotterend uitbrengen. “Wat bedoelt u, dokter Spina?”

Het is net alsof de apotheker schrikt van mijn vraag en terugkeert in deze wereld. Hij schudt driftig met zijn hoofd alsof er water in zijn oren zit dat hij er uit wil schudden. “Als hij niet snel jouw medicijn krijgt, bedoel ik…”

Opeens heeft dokter Spina haast. Hij grijpt een zakje met gezegende distel uit mijn handen en beent met grote stappen naar de voordeur. Fijn dat hij voor meester Clusius gaat zorgen!

Terwijl de apotheker met de sleutel het slot opent, bijt hij mij nog wel toe: “Aan de slag jij! Er liggen zaden op de werkbank, zorg dat je er voor vanavond medicijnen van gemaakt hebt.”

Dan is hij weg. Ik hoor hoe hij de deur aan de buitenkant vergrendeld. Opgesloten in het huis waar ik woon. Hoe moet dat nu?