Uitstekend resultaat

10. Naar New York

In de dagen daarna verlangde ik ernaar om nog eens met iemand te praten. Bij de meeste mensen in mijn omgeving vond ik geen luisterend oor. De oorlog was voorbij. Streep eronder. Mijn daad had het einde zeer bespoedigd, daar moest ik trots op zijn. Wat deed ik toch moeilijk. Ga een goede baan zoeken en probeer het gewone leven op te pakken, vond mijn vader. Maar hoe kon ik nu normaal doen? Ik was anders dan alle andere mensen. Wie op aarde had ook de dood van honderdduizend personen op zijn geweten? Niemand toch?! Zelfs de ergste moordenaar niet. Nou, Hitler misschien. Die was verantwoordelijk voor de dood van zes miljoen joden. Hij had ze echter niet eigenhandig omgebracht en ik de inwoners van Hiroshima wel… Een stad zoals zovele op aarde, maar van het ene op het andere moment bestond het er niet meer. Huizen en inwoners veranderden in één seconde in rook en as.

Vaak bleef ik de hele ochtend op bed liggen. Dan kwam mijn moeder tegen de middag met een dienblad vol boterhammen en een beker melk naar boven. “Je moet goed eten, jongen!,” fluisterde ze mij bemoedigend toe. Ook zij wist niet goed wat ze met mij aan moest. De tijd van pleisters en een kusje erop was reeds lang voorbij. Tegen deze pijn in mijn ziel hielp niets. Er waren geen goede boeken over geschreven, of ik kon ze niet vinden. In ieder geval las ik nog maar zelden. Daar kon ik me gewoon niet voldoende voor concentreren. Op advies van de huisarts geraadpleegde ik een psychiater die mij medicijnen wilde voorschrijven, maar volgens mij bestond er geen pil tegen schuldgevoel en ik zei de volgende afspraken af. Voor de rest had ik namelijk ook niet veel aan hem. Het was een oude kalende man die nog nooit een oorlog van dichtbij had meegemaakt. Gewapend met een potlood en een opschrijfboekje ging hij me te lijf. Blijkbaar had de goede man zichzelf voorgenomen om mij het hele uur te laten praten en zelf niets terug te zeggen. Hardop uitte ik al mijn gevoelens en werd gek van telkens hetzelfde gedachtekringetje en dezelfde radeloze vragen. Ik had antwoorden nodig, of in ieder geval een gesprekspartner die met mij meedacht. Desnoods iemand die mij veroordeelde. Alles was beter dan deze stilte.

Er waren maar een paar mensen op aarde die hetzelfde hadden meegemaakt als ik: de voltallige bemanning van de Enola Gay. Zouden zij door dezelfde hel gaan als waar ik nu in zat? Het idee dat er lotgenoten waren waarmee ik de last van mijn bezwaarde geweten samen zou kunnen dragen, luchtte mij meteen al op. Natuurlijk, ik moest gewoon met een van mijn oude makkers gaan praten! Zij zaten in hetzelfde schuitje. Misschien had een van hen een manier gevonden om ermee om te gaan. We waren elkaar uit het oog verloren en de meesten waren inmiddels verhuisd, zo bleek toen ik hen probeerde op te bellen. Er stonden wel tien namen op mijn lijstje, dus ik belde rustig de volgende. De moeder van Morris Jeppson reageerde enthousiast toen ze mij aan de lijn kreeg. Met haar zoon ging alles goed, ja echt uitstekend. Hij zou het vast fijn vinden om weer eens contact met mij te hebben. Morris sprak altijd zo lovend over zijn periode op het eiland Tinian. Ik moest alleen even geduld hebben, want hij was deze maand bezig om een nieuwe atoombom te testen.

Ik wist niet wat ik hoorde. Terwijl zijn moeder doorratelde over hoe trots ze op haar zoon was, die als natuurkundige hoge ogen scoorde bij de verdere ontwikkeling van het nieuwe wapen dat toch maar mooi de oorlog had beëindigd, maakte mijn gevoel een duikeling in een diepe zwarte afgrond. Zo snel ik kon heb ik het gesprek beëindigd en staarde verlamd voor mij uit. Op de stoel naast de telefoon heb ik uren gezeten. Hoe was dit mogelijk? Hoe was het in godsnaam mogelijk dat onderzoekers nog steeds bezig waren om een nog krachtiger bom te ontwikkelen? En dat Jeppson daar aan meewerkte… Het kon er bij mij gewoon niet in. Ik had niet de moed om het hem te gaan vragen, zozeer vreesde ik zijn antwoord. Waarschijnlijk had hij ook geen behoefte om mij te spreken, want hij heeft mij toen niet teruggebeld.

Ik begon het anders aan te pakken. Voordat ik mijn oude teamgenoten rechtstreeks benaderde, onderzocht ik eerst wat voor werk ze nu deden. Het leek me verschrikkelijk om weer voor een onaangename verrassing te staan. Kolonel Tibbets en bombardier Tom Ferebee werkten nog altijd voor het leger, ook zij vielen af. Ik wilde het risico niet lopen. Een tijdje zocht ik het adres van Robert Lewis, de co-piloot waar ik het altijd goed mee had kunnen vinden. Hij kwam destijds uit Brooklyn, maar daar liep het spoor nu dood. Wiens naam ik wel aantrof in New York, was die van Bob Caron, onze voormalige boordschutter waar ik ook veel mee was opgetrokken. In mijn herinnering was hij altijd een aardige jongen geweest, die nu als zakenman op een kantoor bleek te werken. Dat klonk onschuldig genoeg en ik trok de stoute schoenen aan.

Op een doordeweekse dag belde ik hem zomaar op. Het duurde even voordat hij mijn stem herkende. “Niels? Oh, Niels Richardson. Sorry jongen, ik was net even heel druk bezig.” Snel verzon ik de leugen dat ik de volgende dag voor zaken in Brooklyn moest zijn en of we dan wat konden afspreken. Het leek hem leuk om samen te lunchen. Erg veel meer tijd had hij niet. ’s Avonds moest hij met zijn vrouw ergens naartoe. Ja, hij was nog steeds getrouwd en zijn huwelijk ging goed. Tot morgen, dan praten we verder.

De volgende ochtend nam ik het vliegtuig naar New York en meldde mij een uur te vroeg in de eetgelegenheid van het kantoor waar Caron werkte. Ik zocht een tafeltje uit, ergens in de hoek, en bestelde alvast een koffie. Ze waren eigenlijk nog niet helemaal open, maar een kopje koffie kon er wel af, zei het dienstertje vriendelijk. Het was een indrukwekkend groot kantoorgebouw. Alles even modern ingericht, alleen te wit en met veel te fel licht voor mijn ogen. Het liefst zou ik de zonnebril opzetten waar ik mij thuis zo vaak achter verschool, maar dat kon hier natuurlijk niet. Een beetje zenuwachtig nipte ik aan mijn koffie. Ik had geen idee wat ik kon verwachten. Uit deze hele omgeving kreeg ik de indruk dat Caron goed boerde. Niets wees er op dat hij gebukt ging onder zware schuldgevoelens.

Opeens stond hij voor mijn neus. Geen spat veranderd. Hooguit een paar jaar ouder geworden. De begroeting was hartelijk. Hij bestelde een broodje zalm en een glaasje port. “Alvast moed indrinken voor een belangrijke vergadering straks,” lachte hij toen hij mij verbaasd zag kijken. “Zo, Niels, ouwe reus, wat brengt jou hier? Gaan de zaken goed?” Voorzichtig probeerde ik iets te stamelen over schuld en schaamte. Carons joviale stemming sloeg acuut om. “Ik word gek van alle mensen die mij vragen of ik geen spijt heb.” Over zijn dik belegde broodje, waar een stukje half verlepte sla uitstak, keek hij mij doordringend aan. “Natuurlijk heb ik geen spijt en dat zou jij ook niet moeten hebben. Wij hebben gewoon onze taak gedaan. Het is jammer van de slachtoffers, maar het moest gebeuren. Alleen een atoombom kon een einde maken aan die verschrikkelijk oorlog. Japan had nooit opgegeven. Zelfs na maanden van bombardementen door LeMay en zijn mannen dachten ze niet aan capitulatie. Hun lucht- en zeemacht waren verzwakt, hun economie lag nagenoeg stil en de bevolking leed honger. Toch wilde de Japanse legerleiders doorvechten. Zij zouden liever zien dat hun hele land werd weggevaagd, dan dat zij zich overgaven. In Japan zelf stonden nog minstens een miljoen jonge soldaten te trappelen van ongeduld om in een allerlaatste zelfmoordstrijd de eer van hun land te redden. Alleen de bovennatuurlijke kracht van een atoombom gaf hen het excuus dat ze nodig hadden om zich terug te trekken. Tegen zo’n overmacht viel niet te strijden en dat ontsloeg hen van de plicht zich tot de laatste man dood te vechten.”

Caron had zich opgewonden. Zijn gezicht liep rood aan en hij hijgde een beetje. Ik nam een hap van mijn broodje oude kaas. Het smaakte mij niet. Voorzichtig probeerde ik aan de man tegenover mij uit te leggen dat het nieuwe wapen naar mijn gevoel van een andere orde was dan alle voorgaande bommen bij elkaar. Hij knikte, alsof hij het begreep. Toen haalde hij zijn schouders op. “Al was onze bom een miljoen maal sterker, in wezen is er geen verschil, toch? Ben je minder dood door een gewone bom? Is het beter om te sterven door een mes dan door een geweer? Of hadden we ze moeten uithongeren?” Er verdween een grote hap met zalm in zijn mond. Een kloddertje zure room bleef achter op zijn bovenlip. “Dat had gekund, uithongeren,” sprak hij verder en het witte vlekje op zijn bovenlip bewoog mee. “We hadden de rijstvelden kunnen bombarderen. Zonder oogst waren de meeste inwoners van Japan waarschijnlijk gestorven van de honger, maar of dat nu zo humaan is. Het lijkt mij een trage en pijnlijke dood. Nee, de enige die echt verantwoordelijk zijn voor alle ellende zijn de Japanse legerleiders die hun land geen vrede lieten sluiten vanwege het gezichtsverlies.”

Met een servetje veegde Caron zijn mond af en stond op. Hij was al laat voor zijn belangrijke vergadering. Waarschijnlijk zag onze vroegere boordschutter dat hij me niet had kunnen overtuigen en gooide het over een andere boeg. “Niels, kerel, trek het je niet aan. Jij was de jongste van het stel, misschien heb je er daarom de meeste moeite mee. Maar je deed gewoon je werk en we hebben de wereld een veiligere plek gemaakt. Uiteindelijk speelde jij slechts een hele kleine rol. De oorlog zelf was het probleem, niet dit ene wapen. Het was een noodzakelijk kwaad.” Met die woorden gaf hij me een welgemeende hand en vertrok haastig richting de lift. Mij in verwarring achterlatend.

Ik heb daar nog minstens een uur gezeten en voelde me eenzamer dan ooit. Gedurende de hele lunch had Caron tegen mij aangepraat en onze daad geprobeerd te rechtvaardigen. Zelf had ik weinig kans gehad om iets te zeggen omdat hij onafgebroken doorratelde. In hoeverre verdedigde hij die zaak zo sterk juist omdat hij diep van binnen wist dat het slecht was wat we hadden gedaan? Kan een mens ontsnappen aan zijn eigen geweten? Ik in ieder geval niet en ik draaide bijna door. Het is me een raadsel hoe ik die dag ben thuisgekomen. Daar kon ik me naderhand niets meer van herinneren.

Maak jouw eigen website met JouwWeb