Uitstekend resultaat

3. Een nieuw toestel

Aangezien ons team het hoogst scoorde en wij waarschijnlijk de uitverkorenen waren om het nieuwe wapen uit te proberen, werd ons oude vliegtuig, dat door het vele oefenen versleten was, afgekeurd. Kolonel Tibbets mocht in de vliegtuigfabriek een splinternieuwe B-29 gaan uitzoeken voor de grote aanstaande taak. Wij van het team Lewis gingen met hem mee naar Ohama en keken onze ogen uit. Hier in de Boeingfabriek werden de grootste en snelste vliegtuigen gebouwd met de meest krachtige motoren van de wereld. Tibbets koos eigenhandig het beste toestel uit en vloog daarna meteen door naar Washington voor de zoveelste vergadering. Ons liet hij in Ohama achter om het toestel naar Wendover te vliegen. De vliegtuigbouwer had echter nog twee volle weken nodig totdat hij ons nieuwe luchtschip daadwerkelijk kon afleveren. Om zoveel mogelijk gewicht uit te sparen wilde hij namelijk eerst alle geschutsstukken en pantserplaten verwijderen en dat kostte tijd.

Noodgedwongen hielden wij twee weken lang een heerlijke vakantie. Geen weekenddiensten of nachtvluchten. Nooit meer vroeg je bed uit, want in het kamp was de discipline al ver te zoeken, maar hier was helemaal niemand die op ons lette. Alle avonden gingen we met elkaar stappen en maakten de stad onveilig. De andere jongens pikten meisjes van plezier op in de kroeg, maar mij stond het tegen om voor seks te betalen. Niemand lachte me uit. Ik was tenslotte ook de jongste van het stel. Liever papte ik aan met de serieuzere dames, maar veel verder dan wat drinken en een beetje aan hun borsten friemelen kwam het niet. Samen met Bob Caron, die pas getrouwd was, bleef ik vaak als enige achter en aan het eind van de avond, of meestal pas vroeg in de morgen, liepen we samen terug naar het fabrieksterrein waar we in loodsen overnachten. We hadden een geweldige tijd.

Toen het toestel eindelijk klaar was en we met zijn allen de hangar instapten, voelden we ons de koning te rijk. Daar stond-ie, onze eigen B-29, gestroomlijnd als een gracieuze vogel. Naar het allernieuwste model en voorzien van de meest moderne snufjes. Zo sloten de luiken van het bommenruim een stuk sneller dan voorheen en konden de propellers ook achteruit draaien! Ik vond vooral de buitenkant erg mooi met zijn glimmende zilverachtige kleur, alsof het hele vliegtuig van spiegels was gemaakt.

We vertrokken meteen om zo snel mogelijk terug te zijn in Wendover. Zelfs als radioman voelde ik hoeveel wendbaarder we nu door de lucht vlogen. En doordat het luik zo snel dichtklapte konden we de haakse bocht nog scherper nemen dan voorheen. Nu kon helemaal niemand ons meer inhalen. Alleen hadden de superkrachtige motoren nog wel eens de neiging om in de fik vliegen wanneer ze oververhit raakten, maar daar hadden wij Duzenbury voor, die zijn vak goed verstond en voor de motoren zorgde alsof ze zijn bloedeigen kinderen waren. Wij noemden onszelf voortaan “team 12”, naar het nummer dat met koeienletters op ons nieuwe toestel stond. Vanaf dat moment was twaalf ons geluksgetal.

In de tijd dat wij in Ohama verbleven was al het grondpersoneel uit ons kamp in Wendover per schip naar de Marianen vertrokken. Op een klein eilandje daar, Tinian genaamd, zouden zij alles alvast in gereedheid brengen. Vanaf die plek zouden wij ons belangrijke werk verrichten. Met de bemanning van de vijftien bommenwerpers bleven we achter in een leeg kamp in de winderige woestijn van Utah. Een paar weken lang waren we op elkaar aangewezen en daardoor leerde ik de andere mannen nog beter kennen.

Het meeste contact had ik met Bob Caron, misschien omdat wij in Ohama ook veel uren samen waren opgetrokken. Alleen tijdens de proefvluchten zag ik hem niet, want dan zat hij als boordschutter in de staart van het vliegtuig en ik met mijn neus in een spannende roman. Ook met piloot Robert Lewis kon ik het goed vinden. Het was een vriendelijke jongen, al gedroeg hij zich soms een beetje teveel als onze leider. Met zijn allen vormden we een goed team en we vonden het topsport om zo scherp mogelijk op het doelwit aan te vliegen, de nepbom zo precies als maar kon te richten en er daarna in de kortst denkbare bocht als een speer vandoor gegaan. Team 12 behaalde steeds de beste prestaties. Van de concurrerende piloten was Claude Eatherly geweldig goed, maar de sukkel hield zo van drinken en pokeren dat hij zijn klus vaak afraffelde, omdat hij snel terug wilde naar het kaartspel. Daarom kwam de B-29 van die aardige Sweeney steeds vaker op de tweede plaats.

De meeste dagen gingen voorbij met dobbelen, drinken en kaartspelen. Er hing ook een dartbord en je kon biljarten en met zijn tweeën een spelletje tafelvoetbal doen. Ik zat liever met mijn neus in de boeken. Ook in de avonduren las ik menig roman. Vooral Russische auteurs hadden een tijdje mijn voorliefde. Eind juni kwam eindelijk het bericht dat ook wij naar Tinian zouden gaan. Tot dan toe verbleven we nog steeds in Amerika en had het Verre Oosten heel ver weg geleken. Nu zouden we ten oorlog trekken. Met vijftien bommenwerpers gingen we op weg om het hele eind te vliegen. We deden er drie hele dagen over, met af en toe een tussenstop, om de Stille Oceaan te bereiken. Toen we tenslotte aankwamen zagen we onder ons Tinian liggen als een klein eiland van twintig bij acht kilometer met palmbomen en witte stranden. Het bezat op dat moment het grootste vliegveld van de wereld. Vanuit de lucht zagen we de vier lange landingsbanen van het Noordveld glimmen in de zon. Dit zou voorlopig onze thuisbasis zijn.

De omstandigheden op Tinian waren echter allesbehalve paradijselijk. We moesten ontzettend wennen aan de klamme tropische hitte en ons onderkomen was een stuk minder luxe dan we in Wendover gewend waren. Overal zat zand: in je oren, tussen je lakens en in je onderbroek. Het liefst sliepen we in de buitenlucht en keken naar de lichtjes van het eiland Saipan dat een paar kilometer verderop lag. In het diepblauwe water ertussen dobberden tientallen bootjes. Soms gingen we naar de openluchtbioscoop om weg te dromen bij de laatste Hollywoodfilms, maar meestal was het veel te heet in die kokende zon. Zelfs met alleen een korte kakibroek aan zweette iedereen nog als een otter en snakte naar een zuchtje wind. Alleen onze kok, die speciaal voor ons was overgekomen, verzorgde nog steeds de meest smakelijke gerechten. Van over de hele wereld liet hij ingrediënten aanvoeren. Voor ons was alleen het beste goed genoeg, want wij waren tenslotte een bijzondere groep met een zeer geheime missie. We leefden dan ook afgescheiden van de andere Amerikaanse soldaten die op het eiland gestationeerd waren. Eerlijk gezegd gaf dat al vrij snel frictie. Logisch, want terwijl zij zich boven vijandelijk gebied waagden om een lading van honderden bommen af te werpen, mochten wij slechts oefenen op Rota.

Rota was ook een eilandje van de Marianen, maar op hun tocht om Goeam, Saipan en Tinian te bevrijden was ons leger deze kleine atol vergeten. Totaal geïsoleerd leefde daar nog een aantal Japanners. Niemand van onze speciale groep mocht boven vijandelijk gebied vliegen. Men was te bang dat wij zouden worden neergehaald en iets zouden loslaten over een geheim wapen dat in ontwikkeling was. Dus oefenden wij alleen op het kleine ongevaarlijke Rota en gooiden loodzware pompoenen geladen met explosieven op het handjevol overgebleven vijanden daar. Soms deden we zelfs dat niet en namen de verzwaarde pompoen gewoon weer mee terug. Dan oefenden we het landen met een flink gewicht aan boord, voor het geval we de dure nieuwe bom tijdens de echte missie door slechte weersomstandigheden niet hadden kunnen afwerpen en we hem weer voorzichtig mee terug moesten nemen. Het nieuwe wapen was te zeldzaam om gewoon maar ergens af te werpen, dat moest precies gebeuren en anders een volgende keer.

De overige soldaten op het eiland Tinian begrepen er niets van dat wij soms zelfs met een volle buik weer terugkeerden zonder ook maar iets te hebben gebombardeerd. Tot onze grote frustratie mochten wij niks zeggen of uitleggen. Via de geruchtenmolen, die altijd draait, hoorden de andere soldaten toch vage verhalen dat wij op een geheime missie waren die de oorlog zou kunnen beëindigen. Ze geloofden er niets van en lachten ons midden in het gezicht uit. Dat was heel vervelend. We werden bespot en belachelijk gemaakt. Overal waar we liepen hoorden we achter onze ruggen honende opmerkingen en iemand had zelfs een flauw liedje op ons gemaakt dat ze graag inzetten zodra wij voorbij kwamen. Tot dan toe had ik mezelf heel bijzonder en uitverkoren gevoeld. Nu moesten wij deze blijken van minachting in stilte ondergaan. Wacht maar, dachten we, onze tijd komt nog wel. Maar was dat ook zo?? Wat als het de wetenschappers niet lukte om die bom daadwerkelijk te vervaardigen? En werkte het ding wel?

Opeens kwam er een nog veel akeliger bericht binnen. Op de een of andere manier was kapitein LeMay ter ore gekomen dat er een speciale bom in de maak was. Aangezien hij en zijn bemanningen al maandenlang vanaf Goeam, een eiland even verderop in de Marianen, de steden van Japan aan het bombarderen waren, vond LeMay dat een van zijn mensen die belangrijke bom moest gooien. Iemand met ervaring boven vijandelijk gebied en niet eentje uit de bespotte groep van Tinian die nog nooit iets gepresteerd hadden. Onze kolonel ging meteen op hoge poten naar Goeam. Eigenlijk stond hij op het punt om naar Los Alamos te gaan, waar de geleerden en onderzoekers klaarstonden om het geheime wapen voor het eerst te testen. De nieuwe bom was dus misschien bijna gereed, maar de vraag wie hem ging werpen was voor ons veel belangrijker!

Een paar dagen later kwam kolonel Tibbets terug met de uiterst ervaren piloot die door kapitein LeMay was aangewezen om onze opdracht over te nemen. In onze ogen was deze Butch een bejaarde man met zijn 55 jaar. De meeste jongens in ons kamp waren tussen de twintig en de dertig. De man van LeMay zou met ons meegaan op een proefvlucht. De bedoeling was dat wij hem onze kunde zouden laten zien en dan moest hij maar zeggen of zijn team beter was. Hun bommenwerpers hadden dan misschien veel ervaring, maar onze B-29’s hadden toch niet voor niets maandenlang onze speciale manoeuvre geoefend??

Die middag ging ik als radioman mee aan boord van ons eigen toestel, nummer 12. De spanning was om te snijden. Het was erop of eronder. Butch bleek een oude veteraan uit de vorige oorlog. Hij had alles gevlogen wat los en vast zat, maar wij zouden hem laten zien wat we waard waren. De vier motoren zoemden soepeltjes door de kundige vingers van Duzenbury. Ook Stiborik, onze radarman, ging mee en Bob Caron in de staartpunt als schutter, precies zoals bij de uiteindelijke vlucht de bedoeling was. Op deze belangrijke vlucht zat Tibbets zelf achter het stuur, met Lewis als vaste co-piloot. Hoewel we alle vertrouwen in ons team en toestel hadden, knepen we hem toch behoorlijk.

Eerst was de beurt aan Ted van Kirk om zijn kunsten te tonen. Dat ging goed. Hij gaf telkens kleine aanwijzingen die de piloten stipt opvolgden en navigeerde ons op die manier perfect naar Rota. Daarna liet Tom Ferebee de nepbom vanaf tien kilometer hoogte bijna precies op het doelwit vallen. Meteen daarop maakte Tibbets de scherpste bocht die hij ooit had gedraaid en met een sneltreinvaart verlieten we het gebied boven Rota. Over de radio hoorde ik dat de pompoen slechts tachtig meter van ons doel verwijderd terecht was gekomen. Ik probeerde het getal zo rustig mogelijk aan de bemanning door te geven, maar kon een kleine glimlach toch niet onderdrukken. Dit was een evenaring van ons record! Het gezicht van Butch stond steeds strakker. Hij was hier getuige van een foutloze demonstratie en de man van LeMay moest toegeven dat hij dit nooit kon evenaren. We hadden het recht om de bom af te gooien behouden en waren bijzonder in onze nopjes.

Toen niet lang daarna een toestel op Tinian landde om kolonel Tibbets het bericht te geven dat de operatie in Los Alamos gelukt was, raakten we helemaal in een juichstemming. De bom was bijna gereed. Eindelijk konden we aan de slag. De onderzoekers hadden op de ochtend van 16 juli een test gedaan met slechts een fractie van de bom die ze Dikke Man noemden. De resultaten overtroffen hun stoutste verwachtingen, zo meldden ze aan Tibbets. Nu gingen ze hem verder in elkaar zetten en dat duurde misschien nog een paar weken, maar dan hadden we ook wat.

De bom die de naam Kleine Jongen droeg was al wel klaar en kwam reeds onze kant op. Dat ding had een simpelere schakelaar om hem te doen exploderen en daarvan vertrouwden de geleerden dat hij gewoon zou afgaan. De nieuwe bom, die wij ergens boven Japan zouden afwerpen, was dus nog nooit getest of uitgeprobeerd!