Uitstekend resultaat

Over de bemanning aan boord van de Enola Gay

“Je kunt maar op één manier een atoomoorlog winnen. Door ervoor te zorgen dat hij nooit begint.”

Omar Bradley (Amerikaanse generaal)

1. Een gelukkige jeugd

Kon ik de tijd maar terugdraaien, dan zou ik me nu misschien niet zo schuldig voelen. Wat ik gedaan heb is een van de ergste misdaden die ooit een mens op aarde heeft begaan. Telkens opnieuw ga ik al mijn stappen na om te zien waar ik een andere keuze had moeten maken. Maar had ik wel een keuze? Steeds weer vraag ik mezelf af hoe het ooit zover heeft kunnen komen? En had het misschien voorkomen kunnen worden? Van één ding ben ik zeer doordrongen: Wat eenmaal is geschied, kan niemand meer uitwissen of ongedaan maken. Sindsdien word ik verteerd door vragen. Wat had ik anders moeten doen en kan ik het nog goedmaken? Of zijn er dingen die echt onvergeeflijk zijn??

Men denkt altijd dat grote misdadigers een akelige jeugd hadden of iets traumatisch hebben meegemaakt, maar niets is in mijn geval minder waar. Aan mijn jonge jaren bewaar ik enkel gelukkige herinneringen van slootje springen en kikkervisjes vangen. Een haast paradijselijke staat van zijn waar ik nu nog vaak aan terugdenken. Het ergste wat er kon gebeuren was dat ik mijn grootste stuiter verloor bij het knikkeren of dat ik mijn knie schaafde bij voetbal, maar dan was er altijd mijn moeder die klaarstond met een pleister en een troostend woord. Na schooltijd zat ze te wachten met warme melk en koekjes en iedere zaterdag moedigde mijn vader mij trouw aan bij de voetbalwedstrijd. Doorgaans kon ik goed met mijn oudere broer en jongere zusje opschieten. Nee, ik had niets te klagen. Ik zag er niet slecht uit, was goed in sport en haalde met gemak hoge cijfers op school. Mijn leven leek op een van de zorgeloze films uit Hollywood, een plaats in Los Angeles waar wij dichtbij woonden.

Aan de andere kant van de grote oceaan zag de wereld er minder rooskleurig uit. Daar woedde een verschrikkelijke oorlog omdat Hitler verschillende landen was binnengevallen. Af en toe las je er iets over in de krant, maar verder gebeurde het allemaal ver weg. Op 7 december 1941 raakte ook ons land echter betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Ik weet dat nog precies. Mijn vader kwam met grote passen het huis binnenlopen om te vertellen dat Japanse vliegtuigen totaal onverwacht een aantal van onze Amerikaanse schepen bij Pearl Harbor hadden aangevallen. Hij was zo opgewonden dat hij niet uitkeek waar hij liep en alle onderdelen van de kapotte transistorradio van mijn zusje, die ik op een oude krant had uitgespreid, door de war schopte.

Zo snel ik kon graaide ik naar alle piepkleine veren en wegrollende moeren, onderwijl naar mijn woedende vader luisterend. Zelden had ik hem zo kwaad gezien. Het was ook niet niks. Zonder aankondiging had Japan onze haven in Hawaï aangevallen en zomaar geprobeerd het grootste gedeelte van onze vloot te vernietigen, terwijl we niet eens met hen in oorlog waren. Meer dan tweeduizend van onze soldaten vonden de dood. Iedereen in het land reageerde onthutst. Alleen Amy Lee leek zich meer druk te maken over haar radio. Gelukkig kon ik nog wijs uit de wirwar van draadjes en zekeringen die overal verspreid op de grond lagen. Met enige moeite lukte het alsnog om er uiteindelijk weer redelijk geluid uit te krijgen. “Jij kunt alles repareren,” sprak ze glunderend en gaf me een zoen op mijn wang. Mijn vader sloeg me op de schouders en zei: “Nog twee jaar, jongen, dan ben je achttien en mag je het leger in. Als de oorlog dan nog niet voorbij is hebben ze vast veel vraag naar goede piloten”. Hij wist dat het mijn grote droom was om piloot te worden. Vliegen leek me het machtigste dat er bestond.

Ik maakte mijn school af en volgde een technische opleiding aan de universiteit. Aan de andere kant van de wereld woedde de oorlog nog steeds voort. Elke dag stonden de kranten vol met berichten over de strijd op meerdere fronten tegelijk, maar Duitsland, Rusland en Japan leken ver weg in de dagen dat ik mijn eerste sigaret rookte achter het fietsenhok en voor het eerst een meisje probeerde te zoenen in de bezemkast. Tijdens een spelletje waren Carol en ik door een fles aangewezen om samen de kast in te gaan. Carol had aan de lege fles mogen draaien en ze gaf hem zo’n zacht zetje dat ik haar ervan verdacht expres op mij te hebben gemikt. Ze had mij al de hele tijd loensende blikken toegeworpen. Toen de flessenopening stillag en naar mij wees, verdwenen we samen de bezemkast in, onder luid gegiechel van de andere eerstejaarsstudenten.

In de kast was amper ruimte. Het stond er vol met emmers en rook bedompt naar schoonmaakmiddelen. We stonden ongemakkelijk dicht tegen elkaar aan. Allebei wisten we dat het de bedoeling was dat we elkaar zouden zoenen met open mond. Wat ik precies met mijn tong moest doen begreep ik niet zo goed. Mijn oudere broer John had gezegd dat het vanzelf ging als je eenmaal bezig was. Dit gestuntel in de bezemkast was mijn eerste keer en ik voelde me onzeker. Vooral omdat Carol meer ervaring leek te hebben en ons door de deur heen vanalles werd toegeroepen. Ik wilde me niet laten kennen en ging voortvarend te werk. Mijn dappere poging mislukte hopeloos, want onze tanden botsten hard tegen elkaar en met een van pijn vertrokken gezicht sprong Carol de kast uit. Beschaamd volgde ik haar en een flinke portie hoongelach viel mij ten deel. Toch kwam ik deze vernederende ervaring ook weer snel te boven, want ik was best populair. Doordat ik goed was in sport lag ik goed bij de jongens en mijn uiterlijk en vlotte babbel maakte mij aantrekkelijk bij het andere geslacht. De fijne kneepjes van het zoenen leerde ik vanzelf.

Na negen maanden gestudeerd te hebben was ik eindelijk oud genoeg om het leger in te gaan en meldde mij vol enthousiasme aan bij de luchtmacht. De opleiding tot piloot was behoorlijk pittig. Voor het eerst in mijn leven moest ik echt studeren om mijn examens te halen en ik was er best trots op dat ik alle toetsen met goede punten aflegde. Aan het eind van die veelbelovende rit wachtte mij echter een flinke teleurstelling. Bij de allerlaatste keuring, een oogtest, bleken mijn ogen opeens niet goed genoeg te zijn om piloot te worden. Als vlieger moet je uitstekende zicht hebben, daar hangt je leven vanaf én dat van je bemanning. Uit de test kwam dat mijn ogen niet scherp genoeg zagen en ik werd afgekeurd.

Natuurlijk gaf dat een enorme dreun. Mijn grote droom viel plotseling in duigen en ik had het niet zien aankomen. Toch heb ik niet lang over. Ik was er gewoon de figuur niet naar om bij de pakken neer te gaan zitten, had een opgewekt karakter en beschouwde het leven toen nog als één groot feest. Misschien hielp het ook dat mij meteen een fantastische andere opleiding werd aangeboden. Iemand bij de luchtmacht was ter oren gekomen dat ik slim was en behoorlijk technisch. Ze vroegen of ik niet naar de electronische tak wilden overstappen. Daar hoefde ik niet lang over te denken. Het leger betaalde goed en ik hield van technische apparaten zoals radio’s en motoren. Bovendien maakte een uniform mij onweerstaanbaar voor de meisjes.

Twee jaar lang volgde ik een opleiding tot radiotechnicus en leerde alles over zenden en ontvangen, de brede en korte band en allerlei soorten radiofrequenties. Het onderwerp interesseerde me en opnieuw behaalde ik uitstekende resultaten. Vooral voor het seinen met morsetekens, waar veel anderen hun tanden op stukbeten, leek ik in de wieg te zijn gelegd. Moeiteloos vertaalde ik de stroom aan piepjes in leesbare woorden. Daar had ik zelfs ontzettend veel plezier in.

Vlak voor mijn twintigste verjaardag kreeg ik een prachtig cadeau. Begin april 1945 werd ik bij de commandant geroepen. Hij complimenteerde mij met m’n cijfers en zei dat ik als beste van de klas was uitgekozen voor een heel bijzondere opdracht. Het was strikt geheim en ik mocht er met niemand over praten, zelfs niet met mijn ouders. Als ik meedeed zou ik elders in Amerika worden ondergebracht en mocht ik uit veiligheidsoverwegingen tussendoor niet naar huis, totdat de oorlog die ons land voerde met Duitsland en Japan werd beëindigd. Eén ding was zeker: samen met een stel anderen zou ik op een missie worden gestuurd die de beide oorlogen flink zou kunnen bekorten en wellicht zelfs zou kunnen beëindigen.

Ik werd naar huis gestuurd met twee weken bedenktijd. Had ik moeten weigeren? Geen haar op mijn hoofd die daar toen over nagedacht. Twee weken lang liep ik op wolken omdat ik was uitverkoren. De oorlog duurde nu al zoveel jaren. Iedere dag opnieuw hoorden we in het thuisland over de bloedige strijd die door onze soldaten op vele fronten werd geleverd. Hoe graag had ik niet allang mijn steentje bijgedragen en nu kreeg ik zelfs de kans om de oorlog te bekorten of misschien wel te beëindigen! Er was niemand voor wie ik in Hollywood hoefde te blijven. Ik had geen vaste verkering en mijn familie en vrienden zou ik na de oorlog wel weer zien.

Even wankelde het hele project toen president Roosevelt plotsklaps stierf. Mijn missie was zo geheim dat alleen de president ervan op de hoogte was en verder niemand van de regering. Nog diezelfde avond trad er echter een nieuwe president van Amerika aan, Truman. Hij werd ingeseind over dit geheime wapen om de oorlog te bekorten en gaf alsnog groen licht. Op 26 april vierden we mijn twintigste verjaardag en de volgende dag reisde ik af naar Utah.