Het mysterie van de tulpenbollen
4.
De volgende dag wordt Willem Duivenbode begraven. Een grote menigte mensen is op de plechtigheid afgekomen. De Sint Pieterskerk is een ruime kerk, toch is er geen plaats voor iedereen. De toehoorders verdringen elkaar in de gangpaden en voor de ingangen van de kerk. Menigeen moet buiten op het plein staan en ziet of hoort niets.
Gelukkig was ik op tijd en heb een plekje in het midden van de kerk kunnen bemachtigen. Of eerlijk gezegd heeft Dirk dat voor mij gedaan. Zodra hij me zag wenkte hij me en haalde zijn tas van de stoel naast hem. “Had je deze niet voor je vrouw bezet gehouden?” vraag ik en kijk ondertussen rond of ik niet ergens nog een ander plekje kan vinden, maar bijna alles is al bezet.
Alleen op de rij voor Dirk is er nog een lege stoel vrij naast de bakker, maar die houdt de goede man angstvallig bezet voor zijn vrouw. Dus ben ik blij als ik Dirk hoor zeggen: “Josina voelde zich niet zo lekker vanmorgen. Die bleef liever een ochtendje in bed nog wat te slapen.” Dankbaar plof ik naast Dirk neer en vraag of meester Clusius ook al ergens in de kerk aanwezig is. Met zijn hoofd wijst Dirk naar voren. Ik reik mijn hals ver uit en zie nog net de stok van de oude geleerde op de eerste rij uitsteken.
“En waar zit dokter Spina?” wil hij weten. Ik haal mijn schouders op. “Vanmorgen zei de apotheker dat hij nog even iets dringends te doen had toen ik wilde vertrekken, dus ik ben alleen gekomen.”
Dirk knikt begrijpend. Wij moesten zorgen dat we op tijd waren om een plekje te bemachtigen, maar voor de notabelen van de stad zijn er vooraan in de kerk zitplaatsen gereserveerd. Dokter Spina zal daar straks zelfbewust aanschuiven tussen de andere apothekers en vooraanstaande mannen van de stad.
Onderzoekend kijk ik opzij. “Was er voor jou geen plekje gereserveerd vooraan?” vraag ik verbaasd. In mijn ogen hoort Dirk ook bij de hoogst gewaardeerde inwoners van de stad door het belangrijke werk dat hij doet. Daarnaast schijnt hij ooit het balsem geleverd te hebben voor het lichaam van de prins van Oranje toen die een aantal jaren geleden werd vermoord. Dus hij is echt niet zomaar iemand!
Dirk knikt. “Ja, ik mocht naast meester Clusius zitten, maar ik zit liever hier bij jou.” Hij kijkt me warm aan. Wat is het toch een lieve vriend. Hij zou vandaag bij deze officiële plechtigheid op de eerste rij hebben mogen zitten, en iedereen weet: hoe verder naar voren je stoel staat, hoe hoger je status is. Maar hij kiest ervoor om tussen het gewone volk te zitten, bij mij! Ik gloei van trots en kijk met andere ogen de kerk rond.
De kist staat opgebaard voor het altaar. Willems luit ligt er bovenop, naast een prachtige bos met rode rozen van zijn gezin en een reusachtige bloemenkrans met linten van het stadsbestuur. Vandaag zal er geen orgel gespeeld worden. Normaal deed Willem dat altijd tijdens feestdagen of begrafenissen. Het is vreemd stil zo aan het begin van de dienst op het moment dat er anders geruststellende orgelmuziek zou klinken.
Plotseling is er rumoer. Op de rij voor ons wringt de bakkersvrouw zich tussen allerlei mensen door en ploft op de stoel naast haar man neer. Ze begint meteen druk te praten. De bakkersvrouw is een enorme roddeltante die altijd de laatste nieuwtjes weet. De bakker is het voortdurende gekwebbel van zijn vrouw blijkbaar allang zat, want hij kijkt erg ongeïnteresseerd wanneer zij op opgewonden toon vraagt: “Heb je het al gehoord?”. De buurvrouw aan haar andere kant toont meer interesse en de twee dames beginnen druk te smoezen.
“Aagje de dienstbode wordt verdacht van de moord!” De bakkersvrouw fluistert op zo’n luide toon dat ik het makkelijk kan verstaan. “Mijnheer Swaneveld schijnt niet gestorven te zijn aan een verkoudheid. Men denkt dat Aagje hem iets heeft toegediend met de dood tot gevolg.” Dirk en ik kijken elkaar verschrikt aan. Ook verschillende andere mensen om ons heen hebben de verschrikkelijke mededeling duidelijk kunnen horen en er gaat een schok van ontzetting door het groepje toehoorder.
Mensen op voorgaande rijen kijken beduusd om of het wel echt waar is. De bakkersvrouw zit driftig te knikken en geniet van alle aandacht. “Aagje zit momenteel opgesloten in de Gravenstein gevangenis en zal later vandaag meteen worden berecht.”
De mensen schudden hun hoofden en tikken elkaar aan. Als een lopend vuurtje begint het gerucht zich door de kerk te verspreiden. Zelfs wanneer de rouwdienst allang begonnen is heerst er nog geen plechtige stilte. Overal zijn mensen te zien die elkaar stiekem achter hun handen het laatste nieuws in de oren fluisteren, opgewonden, gejaagd, gretig zelfs. Ik vind het moeilijk om met zoveel geroezemoes om mij heen mijn aandacht bij het afscheid van Willem te houden.
Pas als de steen naar de graftombes wordt geopend, komt de menigte in de kerk tot bedaren. Er stijgt een verschrikkelijke lijklucht op. De stank is haast niet uit te houden en vult de hele ruimte. Het zijn de rijken die zo stinken. Alleen wie rijk genoeg is, kan zich een graf in de kerk veroorloven. Daar ligt het dode lichaam dan wekenlang te ontbinden. Deze lucht is van de oude dame Wynman. Zij was heel rijk en kon zichzelf een plekje in de graftombes van de kerk veroorloven. Wat een vreemde lucht is het toch, die lijklucht, nog indringender dan anders lijkt het wel. Dirk merkt het ook op. “Daar zit een luchtje aan,” grapt hij vrolijk naast mij. Zelfs onder verdrietige omstandigheden houdt mijn vriend de moed erin.
Willem was helemaal niet rijk, maar onze held krijgt namens het stadsbestuur toch een speciaal ereplekje in de kerk als dank voor alles wat hij voor onze stad gedaan heeft. Hij zal worden begraven naast van der Werff. De burgemeester die tijdens de bezetting van Leiden tegen de wanhopige bevolking zei: “Als jullie zo’n honger hebben, dan moeten jullie mij maar opeten,” want opgeven, dat wilde hij niet. Door deze moedige mannen heeft onze stad het gered en is ons land nu bevrijd van de Spaanse overheersing.
Ik benijd de mannen niet die de baar met Willems kist de graftombes in moeten dragen. Daarbinnen val je helemaal vast flauw van de misselijkmakende geur. Sommige bezoekers drukken een meegenomen bloem tegen hun neus. Dat helpt een beetje tegen de stank. Jammer dat ik daar niet aan gedacht heb!
Maak jouw eigen website met JouwWeb