Uitstekend resultaat

8. Weer thuis

In Amerika werden wij als helden vereerd en mijn ouders waren supertrots. Door vrienden en collega’s werd ik op de schouders geslagen alsof ik eigenhandig de oorlog had beëindigd, terwijl dat natuurlijk vooral kwam door de knappe koppen in Los Alamos die zo’n krachtig nieuw wapen hadden uitgevonden. Mijn zusje vroeg wel bezorgd of er geen mensen in de twee steden Hiroshima en Nagasaki hadden gewoond, maar mijn broer, die een stuk ouder was, snoerde haar meteen de mond door te zeggen dat er in oorlogen altijd mensen sneuvelden en daarmee was de kous af. Ook ik haalde mijn schouders op en leefde vrolijk verder. Wij hadden de oorlog beëindigd en daarmee juist vele levens gered, toch?

Het was best lastig om mijn draai weer te vinden. Maandenlang was ik een onderdeel geweest van een hecht team, een elitegroep met een belangrijke missie. Nu was ik weer gewoon de handige techniekstudent. In het begin heb ik nog wel geprobeerd om contact met de anderen te houden, maar we woonden te verspreid over heel Amerika en onze band verwaterde vrij snel. In die eerste periode sliep ik nog de zorgeloze slaap van een onwetende. Wanneer is dat omgeslagen? Op welk moment ben ik mij gaan realiseren dat ik honderdduizend doden op mijn geweten heb? Is dat besef in één keer gekomen of geleidelijk? Dat wilde mijn psychiater laatst weten. En ook of het kwam door iets wat iemand had gezegd.

Nee, het kwam door iets wat ik had gelezen. Ik weet dat moment nog heel goed. De oorlog was al een jaar voorbij. Een krant uit New York had de reporter John Hersey naar het getroffen gebied gestuurd in Hiroshima. De betreffende journalist sprak daar met een aantal overlevenden van de atoombom. Twee artsen, twee priesters en twee vrouwen kwamen aan het woord en zij vertelden welke ramp hen had getroffen. Voor het eerst realiseerde ik mij dat er niet alleen doden waren gevallen, maar ook vele mensen gewond waren geraakt door de bom. Tot dan toe had ik een vrij clean beeld in mijn hoofd. Wij hadden een bom laten vallen. Een grotere bom dan normaal, dus hij had ook in één klap meer mensen gedood. Dat was rot, maar het was oorlog en zij hadden daar verder niets van gevoeld. Door het artikel in de New Yorker besefte ik opeens dat onze bom ook veel gewonde slachtoffers had veroorzaakt. Door de hitte, de drukgolf en de straling hadden zij ondraaglijke pijnen geleden.

Ik kon het artikel niet naast me neerleggen. Iedereen wist ervan. De krant was binnen een mum van tijd uitverkocht en ook andere kranten in ons land drukten het stuk van John Hersey af. Uiteindelijk werd er zelfs een boek van uitgegeven. Ik moest zijn woorden wel tot me nemen. Daar viel niet aan te ontkomen. Het beeld dat hij schetste was niet mis te verstaan. Binnen een straal van anderhalve kilometer van de plek waar onze Kleine Jongen was gevallen, had de explosie alles met de grond gelijkgemaakt. De hitte was tot in de wijde omtrek onverdraaglijk krachtig geweest en tot op kilometers afstand had de drukgolf huizen omvergeduwd en ruiten laten springen. De mensen waren zo verbrand dat de vellen erbij hingen en nergens was hulp te vinden, want ook de ziekenhuizen waren verwoest en al het verplegend personeel was zelf getroffen. In de weken daarna werden alle overlevenden alsnog ziek door de radioactieve straling die door de atoombom was vrijgekomen. Uit het verhaal van John Hersey begreep ik pas goed dat ons nieuwe wapen niet gewoon een krachtigere bom was, maar een explosief van een geheel andere orde.

De vragen kwamen vanzelf. Wat had ik gedaan? Wat was dit voor onmenselijk wapen geweest? Welk een grote schuld had ik op mij geladen? Mijn geweten ging knagen. Het was alsof een stemmetje in mij zich roerde en niet meer ophield. Vooral wanneer ik in bed lag en niet kon slapen werd ik geplaagd door mijn eigen gedachten. De redenatie kwam telkens op hetzelfde neer: Een atoombom is zoiets verschrikkelijks, hadden wij die wel op een stad vol mensen mogen gooien? In een oorlog vallen altijd onschuldige slachtoffers, maar in ons geval waren ze een bewust doelwit. En dan met een bom van bovennatuurlijke kracht. Dit explosief was allesverwoestend. Sterker nog, met deze bommen zouden we de hele menselijke beschaving kunnen vernietigen. Vooral de radioactieve straling die je niet kon zien of ruiken maakte deze bom zeer verraderlijk en van een geheel andere orde dan alle andere bommen die tot nu toe op aarde bestonden. Het voelde alsof we een grens hadden overschreden.

Ik probeerde er met mijn vader over te praten, maar die wilde niets van mijn gewetensbezwaren weten. De Japanners hadden het over zichzelf afgeroepen door zomaar Pearl Harbor aan te vallen. “Ze zijn die oorlog zelf begonnen, jongen”. Toch voldeed dat antwoord mij niet echt. De inwoners van Hiroshima waren onschuldige burgers die niet betrokken waren geweest bij de aanval op Pearl Harbor.

Met een schok was het besef gekomen en ging niet meer weg. Ik had schuld aan de dood van honderdduizend mensen en door mijn daad waren nog eens honderdduizend andere mensen zwaargewond geraakt. Die slachtoffers hadden verschrikkelijk geleden, dat realiseerde ik mij opeens heel goed. Helaas is het niet mogelijk om iets wat je eenmaal hebt bedacht weer terug te laten glijden in je onderbewuste. Van het ene op het andere moment had ik de waarheid ingezien, de omvang van mijn daad, en ik kon het niet meer vergeten of uitwissen. Negeren ging al helemaal niet. Het overspoelde me en er leek geen ontkomen aan.

Het was net alsof ik geen grip meer had over mijn eigen gevoelens en gedachtes. In mijn hoofd werd alles één grote chaos en ik verloor elk gevoel voor tijd. Er bleef alleen een enorme leegte over en die onverdraaglijke verwarring over de vraag wat ik in godsnaam had gedaan. Ik werd neerslachtig en lusteloos. Ik at niet meer en ging met de dag slechter slapen. Ook werd ik erg prikkelbaar en kon amper nog iets van anderen verdragen. Mijn oude vrienden herkenden mij niet terug en lieten me uiteindelijk links liggen. Zelf vermeed ik in die tijd ook zo veel mogelijk alle contacten, want ik voelde geen verbinding meer met de onderwerpen die andere mensen bezig hielden en vroeg me bij alles af waar ze zich zo druk over maakten. Geen enkel probleem had dezelfde diepte en zwaarte als het mijne. Vertwijfeld draaide ik maandenlang in mezelf rond, wanhopig en vol zelfmedelijden. Mijn wereld verduisterde. Het was net alsof ik in een put was gevallen waar ik niet meer uit kon.

Schuld is iets verschrikkelijks. Het haakt in je ziel en woekert als onkruid. Als je eenmaal last van schuldgevoelens hebt, raak je ze niet zo makkelijk meer kwijt. Boosheid kun je uiten en voor verdriet is altijd wel een troostende schouder te vinden, maar een schuldgevoel is niet zo snel af te schudden. Ik moest hiermee leren leven, maar dat was nog niet zo makkelijk. Kon ik het maar ergens neerzetten als een te zware rugzak en het bestaan ervan gewoon vergeten, maar dat ging niet. Op onverwachte momenten en tijdens stille uren besprong het mij opeens. Ik zag geen mogelijkheid om te ontsnappen uit deze donkere tunnel. Hoewel het spreekwoord luidt dat achter de wolken altijd de zon schijnt, had ik vaak genoeg in de nacht boven de wolken gevlogen om te weten dat er soms, als je geluk had, slechts een klein bleek mager maantje scheen. Het liefst ging ik naar de kroeg waar iedereen mij met rust liet en ik door teveel drank tijdelijk verlichting vond van alle ingewikkelde gevoelens in mijn binnenste.

Maak jouw eigen website met JouwWeb