Het mysterie van de tulpenbollen

3.

Buiten heradem ik. Aan de hemel staat een lekker voorjaarszonnetje en het water in de gracht stinkt nog niet zo erg als in de zomer. De grachten in de stad zijn een open riool en op warme dagen is de lucht soms niet te harden. Het is een wonder dat alle inwoners niet massaal ziek worden van dat smerige grachtenwater, maar zo in de lente is het gelukkig nog wel te doen.

Ik begin te lopen. Mijn voeten weten als vanzelf waar ze mij naartoe moeten brengen. Even verderop aan het Rapenburg ligt de hortus. De tuin waar ik zo graag kom en waar ik mijn gelukkigste uren beleef. Het is niet zomaar een tuin, maar de universiteitstuin. Als dank voor haar vasthoudendheid tijdens de lange belegering van de Spanjaarden, kreeg onze stad van de prins van Oranje een universiteit. De eerste van ons land. Dat is zo iets bijzonders, daar zijn we heel trots op. Omdat wij nu in een vrij land leven, komen er beroemde geleerden van heinde en verre om hier les te geven en hun boeken te schrijven. Vol teksten die in hun eigen land verboden zijn, maar die hier worden gedrukt en uitgegeven. Sinds een aantal jaren heeft de universiteit ook een tuin. Daar is de grootste plantencollectie van ons deel van Europa verzameld. Bovendien is het de universiteit gelukt om de belangrijkste plantenkenner van onze tijd hier naartoe te halen: de beroemde geleerde Carolus Clusius!

Meester Clusius is bekend over de hele wereld. Hij is overal geweest en spreekt acht talen. Waar hij kwam onderzocht hij de planten en schreef er dikke boeken over. Hij heeft jarenlang aan het Weense hof gewerkt voor keizer Maximiliaan. Het is een hele eer dat hij naar Leiden is toegekomen en voor ons een tuin heeft aanlegt. Nou, eigenlijk heeft Dirk dat gedaan, want vlak voordat meester Clusius kwam, heeft hij een zwaar ongeluk gehad, waardoor de oude geleerde voortaan kreupel loopt.

Ik weet nog precies de eerste keer dat meester Clusius de tuin binnenkwam, nu vier jaar geleden. Een oude invalide man met een snor en een korte baard. Hij liep mank en steunde zwaar op een wandelstok. Ook al was hij klein van stuk, er ging een enorme uitstraling uit van deze voorname en befaamde geleerde.

Dokter Spina stuurde mij onmiddellijk naar de hortus toe om te gaan helpen met de aanleg en het onderhoud van de nieuwe tuin. Met mijn plantenkennis en kleine vingers kon ik de grote meester misschien van dienst zijn. Op die manier hoopte mijn werkgever in een goed blaadje te komen bij de universiteit en er wellicht zelf voordeel uit te kunnen halen. Vanaf die dag hoefde ik niet meer te zorgen voor de geneeskrachtige planten die dokter Spina – net als alle andere apothekers – in een eigen artsenijhof achter zijn huis kweekte. Voor mij was het een zegen om even weg te zijn van die akelige dokter Spina. In het Latijn betekent Spina doorn of stekel, en hij doet zijn naam vaak eer aan. Ik werk veel liever voor meester Clusius in de hortus. Al is het woord “clusius” Latijn voor kluis en bleek de oude meester inderdaad een nogal gesloten man.

De meeste mensen durven meester Clusius niet aan te spreken. Niet alleen omdat hij zo bijzonder, beroemd en geleerd is, maar ook omdat hij flink knorrig kan doen. Dat is best te begrijpen. Meester Clusius zal veel pijn hebben aan zijn manke linkerbeen en bovendien is hij eenzaam, want hij is nooit getrouwd geweest.

Natuurlijk durfde ook ik hem in het begin niet aan te spreken, nog niet met een hoofdknik te groeten. Ik maakte mij onzichtbaar tussen de planten in de tuin en deed wat mijn handen mij te doen gaven. Maar ik liet kruidenmengsels voor hem achter van rozemarijn, klein hoefblad en vlier, in de juiste verhoudingen, waar hij thee van kon zetten om zijn pijnen te verlichten. Dat waardeerde hij en gaandeweg begon hij mij hoffelijk te groeten. Inmiddels gedraagt meester Clusius zich naar mij altijd allervriendelijkst, al blijft hij op een afstand. Dirk daarentegen is mijn echte vriend, de enige die ik heb op deze wereld.

Omdat meester Clusius het zelf niet meer kon, is Dirk Cluyt aangetrokken als tuinman. De studenten zeggen meneer Clutius tegen hem, want die spreken Latijn. Om die deftige naam moet Dirk altijd erg lachen. Vooral ook omdat het rijmt op meester Clusius. Nu zijn we Clusius en Clutius grappen de twee hortusmannen samen.

Al is hij een heel leven ouder, vanaf het begin af aan mocht ik gewoon Dirk tegen hem zeggen. Dirk heeft het echte werk gedaan en ik heb hem geholpen. Omdat Dirk ooit apotheker in Delft is geweest had hij veel geneeskrachtige planten en die heeft hij allemaal meegenomen naar de hortus zodat daar meteen een goede kruidentuin ontstond.

Mijn vriend is een stevig gebouwde man met veel energie. Een echte doorzetter. Hij heeft een vrouw en volwassen kinderen. Dus hij is niet mijn vrijer. Het idee! Hij is over de vijftig en ik ben nog maar een kind. Maar vanaf de allereerste dag is Dirk aardig tegen mij geweest. Hij zag geen arm weesmeisje in mij en ook niet slechts het hulpje van een apotheker. Hij zag meteen door de manier waarop ik met planten omging en ze aanraakte, dat ik een kenner ben. Daardoor behandelt hij mij als een gelijke en dat waardeer ik zeer.

Daar denk ik aan als ik de bocht in het Rapenburg bereik. Na een paar passen kan ik onder de poort door die toegang geeft tot het binnenpleintje tussen de voormalige Witte Nonnenkerk en de uitgeverij van Loys Elsevier. Gehaast loop ik langs de etalage met uitgestalde boeken in de richting van de tweede poort die toegang geeft tot de hortus.

Wanneer ik mijn vertrouwde tuin instap en om me heen kijk, valt er een soort rust over me heen. Misschien komt het door de regelmaat van de bijna zestig plantenvakken die strak geordend voor mij liggen in de volle zon. Beschut tegen de wind door een dikke haag, aan alle kanten omringd door muren. Het voelt als een veilige afgesloten plek.

Meester Clusius staat even verderop diep gebogen over favoriete bloembed. Hij heeft een heel nieuwe plantensoort meegenomen van zijn verre reizen. Deze bloemen komen niet gewoon uit een zaadje, maar uit een dikke bol. Hij noemt ze “tulp”, wat ik nogal een rare naam vind en zeker geen Latijn. In heel Europa heeft nog nooit iemand deze unieke bloemen gezien. Daarom is het extra bijzonder dat het onze meester Clusius gelukt is verschillende van deze bollen hier in de hortus van Leiden tot bloei te laten komen. Dat is voor het eerst in de geschiedenis van ons land!

Of deze tulpen geneeskrachtig zijn weten we nog niet eens zeker. Maar het gaat meester Clusius niet enkel om het nut van planten. Hij is een echte wetenschapper die onderzoek doet om kennis op te doen. In dit geval is de oude geleerde vooral graag te weten komen hoe de verschillende vlammen in hun bladeren ontstaan. Sommigen zijn geel met rode vlekken en andere meer rood met witte strepen. Alle combinaties zijn mogelijk. Meester Clusius lijkt erdoor geobsedeerd. Hij ziet mij niet en ik stoor hem niet bij zijn bezigheden. Dirk zie ik nergens. Dus zoek ik troost bij mijn oudste vrienden, de planten. Ik vertel ze over de onverwachte dood van Willem Duivenbode. Al wiedend en zorgend vergeet ik alles om mij heen en daalt er een vredige rust in mij neer.