Uitstekend resultaat
6. De vlucht
Wat deden we die dag voor vertrek? Niet zoveel bijzonders. We wisten dat we rond middernacht zouden samenkomen om aan de missie te beginnen, net zoals alle andere keren dat we op Japan hadden gevlogen. Overdag sliepen we zo lang mogelijk uit, maar ’s avond pompte de adrenaline zo door ons lijf dat we niet aan slapen dachten. Stiborik, de katholiek onder ons, was nog naar de kerk gegaan voor een sacramentele biecht. Het kon tenslotte weleens onze laatste dag op aarde zijn, maar daar stonden we helemaal niet zo bij stil. Eerder hing er een soort opwinding omdat we aan de vooravond van onze belangrijke missie stonden die ons in één klap wereldberoemd zou maken. Daar gingen we vanuit. Aan de pokertafel werd om nog hogere inzetten gegokt dan anders en ik kon mij moeilijker concentreren op mijn boek dan normaal. Misschien kwam dat ook door de ingewikkelde lange zinnen van Dostojevski of wellicht interesseerde het onderwerp Schuld en boete mij niet voldoende. Straks, onderweg naar Japan, had ik alle tijd om rustig te lezen, dan zou ik wel weer zien.
De avond vergleed. Om middernacht kregen we van de kok een heerlijke maaltijd met biefstuk en gebakken aardappeltjes. Voor iedereen was er ook nog een zak met broodjes voor onderweg. Meer dan anders vlogen de grappen en geintjes over tafel, en het was net alsof er harder om gelachen werd. Er stond iets groots te gebeuren, dat voelden we allemaal zo.
Aan het eind van de maaltijd stond kolonel Tibbets op en vroeg de aandacht. Hij hield het kort. “Dit is het moment waarop we gewacht hebben, mannen. Deze nieuwe bom is duurder dan een vliegdekschip, dus geen geintjes en verpest het niet.” Met een schuin oog keek onze kolonel in de richting van Eatherly, of leek dat maar zo? Toen voegde hij er nog plechtig aan toe: “Ga, doe waar je goed in bent en kom veilig terug.” Daar wilde de veldpredikant graag bij aansluiten. Hij ging naast Tibbets staan en sprak een gebed uit. Ik lette niet heel goed op, maar hij hoopte geloof ik dat het snel vrede zou worden.
Als eerste vertrokken de bemanningen van de drie meteorologische vliegtuigen, om half twee in de nacht. Het was een mooi gezicht zoals ze daar met z’n drieën tegelijk over de eerste drie startbanen opstegen. Eatherly met zijn Straihgt Flush richting Hiroshima, John Wilson in de Jabbitt III naar Kokura en Ralph Taylor met Full House naar Nagasaki. Zij zouden voor ons uit vliegen om te zien wat voor weer het boven Japan was. Afhankelijk van hun gegevens zou het uiteindelijke doel voor de bom der bommen gekozen worden en als alle drie de gebieden onbevolkt waren, stond Hiroshima als eerste op de lijst.
Vanaf de vierde startbaan steeg Top Secret op, gevlogen door Charles McKnight. Hij zou zijn toestel op Iwo Jima neerzetten. Mocht er onderweg iets met de Enola Gay zijn, dan konden we de bom op Iwo Jima overladen in de Top Secret en onze missie alsnog voortzetten. Ik wist van Charles dat hij hoopte dat het allemaal niet nodig zou zijn. Wilde hij niet beroemd worden of was hij bang het afwerpen van de onbekende bom niet te zullen overleven? Parsons had gezegd dat het ding duizendmaal sterker was dan onze gewone bommen. Een kleine berekening leerde dat wij met onze ene bom dan ongeveer net zoveel teweegbrachten als LeMay op Goeam die een hele nacht lang honderden bommenwerpers richting Japan stuurde met in hun buik een lading kleine bommen. Wat een kracht moest die Kleine Jongen dan hebben! We hoopten maar dat hij afging…
Eindelijk waren wij aan de beurt. Vanuit de kantine liepen we naar de Enola Gay. Ze glom in het licht van een heleboel schijnwerpers, want tot onze verrassing stond er een grote groep journalisten op ons te wachten. Wij moesten met z’n allen op de foto. De camera’s klikten en flitsten. Ik voelde me net een filmster. Nu het grote moment naderde zou het nieuwe wapen bijna geen geheim meer zijn. Morgen wist de hele wereld het en de dappere mannen die dit avontuur zouden wagen moesten nu voor eeuwig op de gevoelige plaat worden vastgelegd, want niemand wist of we ooit nog zouden terugkeren.
Voor Sweeney en de anderen was het wel sneu, want ook zij speelden hun rol in dit geheel, maar de reporters hadden enkel oog voor ons als bemanning van de Enola Gay. Om beurten klommen we via de ladder aan boord. Kolonel Tibbets, onze piloot, ging als eerste. Naast mij fluisterde Bob Caron in mijn oor dat Lewis teleurgesteld was, omdat hij had gehoopt dat Tibbets dit keer niet meeging en de klus aan hem zou overlaten. Daar begreep ik niets van. Lewis was een aardige jongen, maar kolonel Tibbets was onze commandant en van begin af aan de leider van de hele project. Natuurlijk zou hij zelf vliegen! Dus klom Lewis gewoon als co-piloot aan boord. Als derde liep ik naar boven. Niet dat ik belangrijk was, maar ik werd toch wel een beetje verlegen van al die media-aandacht en wilde zo snel mogelijk weg bij de camera’s. Achter mij kwam Ted van Kirk de ladder op. Onze navigator installeerde zich naast mij op zijn vaste plek achter de piloten en begon zijn plattegronden uit te stallen. Tegenover hem nam Tom Ferebee plaats op de stoel van de bommenwerper. Met zijn vieren zaten wij in het midden van het vliegtuig, alleen de plaats van Duzenbury was nog leeg. De boordwerktuigbouwkundige liep buiten eerst nog alle motoren na.
Bob Caron kwam binnen met hoogrode wangen en een grote glimlach op zijn gezicht. Hij had net voor het eerst van zijn leven een kort interview gegeven. “Voor het nageslacht,” riep hij vrolijk, terwijl hij nog helemaal geen kinderen had. Daarna verdween hij in de lange smalle tunnel die naar de staart van het vliegtuig leidde om het geschut te bedienen. Wanneer we onderweg door Japanse vijanden zouden worden aangevallen, was Caron de enige die ons kon verdedigen. Hij zat samen met Stiborik achter in het vliegtuig. Stiborik bediende de radar en keek daarop of hij vijandige Japanse vliegtuigen zag. Zo probeerden ze ons uit handen van de vijand te houden.
Duzenbury was tevreden en ging neuriënd naast zijn instrumentenpaneel zitten. Net als wij allemaal droeg hij een gewatteerd pantserpak over zijn gewone groene overall. Alleen lukte het Duzenbury altijd de bovenste knoopjes zo ver open te houden dat je zijn ruige borsthaar kon zien met daarin het naamplaatje dat elke soldaat om zijn nek had hangen ter identificatie. De crew was nu compleet. Als laatste kwamen de drie mannen binnen die de bom zouden begeleiden. William Parsons en zijn jonge assistent Morris Jeppson namen plaats achter een speciaal bord vol met schakelaars en metertjes. Het ding was verbonden met de Kleine Jongen onder ons in het bommenruim. Ook de joodse Jake Beser pakte zijn spullen uit. Hij startte een soort rader. Deze signaleerde echter geen andere vliegtuigen, maar moest in de gaten houden of er geen gevaarlijke stoorzenders in de lucht zaten. Aangezien de bom door een elektrisch mechaniek tot ontploffing zou worden gebracht, kon ieder verkeerd magnetisch veld van buitenaf het ding doen afgaan. Onweer moesten we te allen tijde vermijden.
Uiteindelijk was iedereen geïnstalleerd en even over half drie stonden we aan het begin van de eerste startbaan. Klaar voor vertrek. Ik had de radio aangedaan en controleerde de bakens van Iwo Jima en Okinawa. Alles was goed. Maar in tegenstelling tot voorgaande keren zat ik nu met een lange lijst van frequenties voor mijn neus. Voor de veiligheid zouden we zo min mogelijk via de zender met de verschillende verkeerstorens spreken en om de zoveel tijd van frequentie wisselen. Ook de startbaan zag er anders uit. Om de vijftien meter stonden er langs weerszijde van de baan ambulances en brandweerwagens om te hulp te komen zodra er iets misging. Volgens Parsons geheel overbodig. De explosievenexpert maakte ons behoorlijk duidelijk dat wanneer de speciale bom die wij vervoerden per ongeluk zou ontploffen geen brandweer ons zou kunnen helpen. De reddingsteams zouden zelf mede worden opgeblazen. Sterker nog, Beser beweerde dat dan heel Tinian niet meer bestond.
De uiterste voorzorgsmaatregelen werden genomen. Normaal konden we gewoon vertrekken. Nu reed er eerst een jeep over onze startbaan om in de donkere nacht te zien of er werkelijk geen obstakels op het wegdek waren gevallen. Pas toen de legerwagen aan het eind keerde en twee keer met z’n koplampen knipperde, kregen we het sein veilig. Voor een kort ogenblik maakte ik contact met de verkeerstoren en toen ook die ons berichtte dat wij mochten vertrekken gooide Tibbets de gashendels open. Naast ons kwamen de vier motoren met loeiend geraas tot leven. Wyatt Duzenbury wreef tevreden met een poetslap over zijn controlebord. Toen ze op vol vermogen ronkten haalde Tibbets de rem eraf en begon de Enola Gay te rijden. We hadden natuurlijk al vaak geoefend om op te stijgen met een zware bom, maar dit keer vervoerden we ook nog bijna dertigduizend liter brandstof voor de lange reis. Bovendien waren er drie bommendeskundigen aan boord wat extra gewicht gaf om te torsen.
Het vliegtuig kwam maar met moeite op gang en maakte amper vaart. Voor een moment knepen we hem. Hoe vaak was het al niet gebeurd dat een toestel over het einde van de startbaan schoot en in brand vloog? Halverwege reden we echt nog niet hard genoeg om op te stijgen, maar voor remmen was het te laat. Tibbets kon niets anders doen dan vol gas geven en de stuurknuppel pas zo laat mogelijk naar zich toetrekken. In de laatste meters zouden we misschien net genoeg gang maken. De beide piloten keken ingespannen op hun wijzerplaten. Hun handen knepen zich tot vuisten om de stuurknuppels. Iedereen wist dat geen enkel vliegtuig op zo’n gewicht gebouwd was. Het laatste stukje van de startbaan schoof onder de wielen voorbij. Het einde kwam in zicht. Daar passeerden we de jeep. Op het allerlaatste moment trok Tibbets de knuppel naar zich toe en tot onze grote opluchting kwam de Enola Gay los van de grond. Traag kroop zij met haar loodzware last omhoog. Ted begon zijn potloden te slijpen en Duzenbury poetste neuriënd zijn metertjes. We hadden het gehaald. Ik berichtte de verkeerstoren dat we vlogen. “Goede vlucht,” wensten zij ons toe.
Daarna richtte de verkeerstoren zich tot Sweeney en Marquardt. Zij stonden met hun toestellen op de startbanen drie en vier te wachten totdat wij vertrokken waren. Zij zouden vlak achter ons vliegen. The Great Artiste vol met meetinstrumenten en Number 91 beladen met fotoapparatuur. Over hen hoefden we ons geen zorgen te maken, zij waren lang zo zwaar niet als ons vliegtuig.
Schuin tegenover mij zakte Tom Ferebee lekker onderuit in zijn stoel. Hij hoefde als bombardier pas over enkele uren in actie te komen en ging een uiltje knappen. Zelf had ik geen behoefte om te slapen en haalde mijn boek te voorschijn. Hier in de romp van het vliegtuig was het lekker rustig. Ted van Kirk was druk in de weer om onze route op zijn kaarten in te tekenen en de juiste koers te berekenen. Parsons en Jeppson hingen fluisterend over hun meetbord en Duzenbury sprak meer met zijn apparaten dan met ons. Door de ramen viel midden in de nacht toch niets te zien boven het uitgestrekte water van de Stille Oceaan. Ik raakte verdiept in mijn boek, net alsof dit een gewone vlucht was.
Maak jouw eigen website met JouwWeb